Het krijgt weinig aandacht, maar ook de Japanse bezetter in Nederlands-Indië had te maken met verzet: de verhalen van de verzetsvrouwen Bep Stenger en Coos Ayal doen niet onder voor die van verzetsstrijders en -strijdsters in Nederland. Smokkelen, vechten, maar vooral ook overleven: zij hebben het meegemaakt.
'Opgroeien in het paradijs,' schrijft Elisabeth (Bep) Stenger in haar autobiografie over haar vroege jaren in Nederlands-Indië. Ze wordt 20 juli 1922 geboren op Java, de dochter van twee Rotterdamse ouders die als Nederlanders een hoge positie in de kolonie hebben. Haar vader is een beroepsmilitair, een zeer strenge man, maar zijn gebrek aan warmte wordt gecompenseerd door de Indische en Indonesische bedienden van het huishouden. In haar woonplaats Tjimahi kan Bep genieten van de films van Charlie Chaplin en muziek van Louis Armstrong, vaak zelfs eerder dan mensen in Europa. Bep kan de vergelijking met Nederland goed maken, want in haar kinderjaren woont ze ook kort in Amersfoort en Scheveningen, voordat ze met haar gezin naar Java terugkeert. Dat is waar ze zich thuis voelt.
De economische crisis van de jaren twintig en dertig en zelfs het uitbreken van oorlog in Europa in 1939 hebben maar beperkte invloed op Beps leven in de Nederlandse kolonie – tot Japan op 7 december 1941 Pearl Harbor bombardeert en ook de Nederlandse regering in Londen de oorlog aan Japan verklaart. In de vroege maanden van 1942 overrompelen de Japanners de soldaten van het Koninklijk Nederlands-Indische Leger (KNIL) en hun Australische en Britse bondgenoten. Op 8 maart 1942 tekent luitenant-generaal Ter Poorten, de commandant van het KNIL, de capitulatie van Nederlands-Indië. Beps vader vecht tot het laatste moment, maar hij en 42 duizend andere Nederlandse militairen worden krijgsgevangen gemaakt.
(Verhaal gaat door onder de afbeelding.)
De capitulatie van Nederlands-Indië
Een van de dingen die Bep choqueert is dat veel Indonesiërs de Japanners als bevrijders ontvangen. Zij kende vooral de bedienden van haar ouders en hun kinderen. Ze had nooit beseft dat zo veel mensen zich onderdrukt voelden door de koloniale Nederlandse minderheid. Nederlands-Indië kende een harde klassenmaatschappij. Inheemse Indonesiërs, die vanwege systematische discriminatie moesten leven van slopend werk voor een minimaal salaris, stonden daarin onderaan. Boven hen stonden de Indo’s: mensen met één of meerdere Nederlandse voorouders. Over die laatste groep zegt Bep: 'Indische Nederlanders ... werden gediscrimineerd ... het was voor hen moeilijk om hoge functies te krijgen en in het bedrijfsleven verdienden ze minder dan de blanke Nederlanders.' In latere jaren zou ze dit beter begrijpen en sympathie voelen voor hun positie.
De Japanners speelden hierop in door in hun propaganda te beloven een einde te maken aan dit oneerlijke koloniale systeem. Ze beloofden van Indonesië een vrijere, welvaardigere plek voor alle Indonesiërs te gaan maken. In de praktijk zag Japan Indonesië vooral als een bron van grondstoffen zoals rubber en olie. Door wanbestuur zouden zo’n twee miljoen van de bijna 61 miljoen inwoners van het archipel de hongerdood sterven.
Bep en haar moeder, broertje en zusje worden al in de eerste dagen na de Japanse bezetting uit huis gezet. Ze belanden later in 'De Wijk', een deel van de stad Malang omringd door prikkeldraad en bewaakt door soldaten. In de zomer van 1942 wordt Bep als vrijwilliger typiste in een kantoortje van het Rode Kruis. Ze weet nog niet dat de opslagruimte van het gebouw gebruikt wordt door het verzet.
Indonesiërs, Indische Nederlanders, Indo’s... het verschil
Indische Nederlanders zijn Nederlanders met een familieverleden in Nederlands-Indië. Er zijn twee groepen: Indo’s (afstammelingen van Europeanen én Aziaten) en Totoks (Europeanen zonder Aziatisch bloed). Beide kunnen Indisch genoemd worden. Indonesiërs zijn de inheemse inwoners van Indonesië, zoals Javanen, Sumatranen en meer: het moderne Indonesië kent 365 etnische volkeren.
Coos Ayal: Molukse vrouw in het Nederlands-Indische verzet
Ondanks de gevoelens van velen zaten er in het verzet ook Indonesiërs. Zo’n drieduizend kilometer bij Bep vandaan, in Nederlands-Nieuw Guinea, voegt de Molukse Cosavina (Coos) Ayal zich in 1942 bij de guerrillastrijders van KNIL-kapitein Johan Willemsz Geeroms.
Coos was op 15 april 1926 geboren als de dochter van twee Ambonese ouders, maar werd opgevoed door haar kinderloze oom en tante. Toen de Japanse vloot op 12 april 1942 aanmeerde in de baai van Manokwari, West-Papua, sloeg ze met haar om en tante op de vlucht – er waren toen al berichten over de wreedheden van de Japanners. Samen met haar oom en tante voegt Coos zich bij kapitein Willemsz Geeroms’ verzetsgroep. Ze is dan 16, en naast haar tante de enige vrouw van de groep, maar leeftijd noch sekse zijn van belang naast hun overlevingsstrijd: gekleed en bewapend als een soldaat begint ze samen met de andere guerrilla’s aanvallen te doen op de Japanse bezetter. Bij een van deze aanvallen krijgt ze een granaatsplinter in haar hoofd, vlak boven haar oog. Ook wanneer er niet wordt gevochten is het leven in jungles en moerassen comfortabel noch gemakkelijk. Voor water zijn ze aangewezen op de regen, eten moet van de Japanners worden gestolen.
Deze vecht fel terug, en Coos krijgt op een gegeven moment een granaatsplinter boven haar oog. Dit nog naast het leven in jungles en moerassen, comfortabel noch makkelijk: voedsel moest gesloten worden van de Japanners, water moest worden opgevangen bij regenval.
Bep Stenger in de gevangenis
In Malang wordt Bep al snel gevraagd dingen voor het verzet te gaan doen. Ze stemt in. Samen met haar verzetsgroep, genaamd 'Corsica', houdt ze zich vooral bezig met smokkelen: soldatenkleding, radio’s, medicijnen, soms wapens. Ze smokkelt ook een mens: haar eerste echte verzetsdaad, nog voor alle andere, is om een jonge soldaat te helpen ontsnappen naar guerrilla’s op Java. Ze moet hem naar de rand van de stad brengen zonder op te vallen. Dit lukt zonder problemen. 'Dat die bezetting drie jaar zou duren hadden we nooit verwacht,' zegt Bep in haar autobiografie. 'Dat het verzetswerk zo gevaarlijk zou zijn evenmin ... Ik heb me geen moment gerealiseerd dat ik wel eens in de gevangenis terecht zou kunnen komen.'
Op 13 maart 1943 wordt Bep door gewapende Japanners en Indonesiërs uit bed gelicht en naar een Indonesisch politiebureau gebracht. De rest van haar groep is ook opgepakt. In de gevangenis wordt ze door politieman Moestajab meermaals in elkaar geslagen en bedreigd met verkrachting, hoewel dat laatste nooit gebeurt. Dit stopt pas wanneer haar verhoor wordt overgenomen door Nakayama, een officier van de gevreesde Kempeitai (ook wel Kenpeitai), de Japanse militaire politie. Ondanks de terecht wrede reputatie van de Kempeitai is Nakayama een barmhartig man: hij beschrijft de verzetsstrijders in zijn verhoringsverslagen zo dat zij minder zwaar gestraft worden – een daad van genade waar hij later door zijn landgenoten voor onthoofd wordt.
Ondanks de daden van Nakayama zou Bep samen met andere vrouwen uit haar verzetsgroep in nog meer gevangenissen belanden. In één zo’n gevangenis, Lowokwaroe, kan Bep vanuit haar cel de marteling van andere gevangen horen. De Kempeitai zet mensen onder stroom, hangt hen op aan hun voeten, laat hen uitwerpselen eten en steekt bamboestokken in hun geslachtsdelen. Dat Bep en haar groep opgepakt zijn komt omdat ze verraden zijn door een verzetsgenoot die ook zo gemarteld is. Bep neemt het die persoon – ze heeft nooit willen weten wie – niet kwalijk. Iedereen bezwijkt uiteindelijk voor de wreedheid van de Kempeitai.
Ook sommige van de vrouwen uit Beps verzetsgroep worden zo gemarteld. Haar mannelijke verzetspartners ziet ze alleen terug wanneer zij gezamenlijk voor de krijgsraad moeten verschijnen. De mannen zijn gehavend en gebroken, gekleed in enkel een lendendoekje. Hier worden de mannen veroordeeld tot een executie met het zwaard, die in januari 1944 plaats zou vinden. Bep zelf krijgt tien jaar gevangenisstraf opgelegd.
Coos Ayal redt de verzetsgroep van sergeant Kokkelink
In Nieuw Guinea heeft de hardnekkige weerstand van Coos’ verzetsgroep tot steeds zwaardere tegenoffensieven geleid. Op 18 april 1944, vanaf de wasplaatsen bij een laaggelegen rivier, zien Coos en haar oom Japanse soldaten verschijnen op de heuvel waar de groep zijn kamp heeft. Kapitein Willemsz Geeroms wordt overmeesterd voor hij zijn geweer weet te grijpen. Sommige guerrillastrijders weten te vluchten, maar velen worden gedood of gevangen. Coos’ tante en de kapitein worden gevangen genomen en later onthoofd.
In haar eentje wordt Coos er door haar oom op uitgestuurd om het andere deel van de verzetsgroep, in een ander kamp, te waarschuwen. Zes dagen en nachten rent ze door de jungle, tot ze een jongen van de andere groep tegenkomt die haar bericht kan overnemen. Coos voegt zich bij de groep en vlucht voor de nog altijd op hen jagende Japanners. Slechts zeventien van de oorspronkelijke 62 guerrilla’s resteren. De groep wordt nu geleid door sergeant Kokkelink.
Bevrijding voor Bep en Coos
Ondertussen op Java: terwijl in 1945 de Amerikanen Japan naderen komt Yashima, de excentrieke commandant van vrouwengevangenis Boeloe, tussen Bep en de andere vrouwen op een matje liggen. Wanneer Bep hem vraagt wat hij doet antwoord hij dat hij vast een plekje aan het uitzoeken is, want Japan gaat de oorlog niet lang meer volhouden. Op 15 augustus krijgt de commandant gelijk. Japan capituleert. Kort daarna komen een Engelse en een Amerikaanse officier de vrouwen vertellen dat ze bevrijd zijn. De enige reden dat ze haar gevangenschap heeft overleefd, zegt Bep, is omdat er tussen alle wreedaards ook Japanners zaten – zoals Nakayama en Yashima – met de genade om hen waar mogelijk leed te besparen. Yashima zou later tijdelijk zelf in Boeloe opgesloten worden.
Coos’ guerrillagroep wordt al eerder bevrijd. Eind 1944 ontvangt sergeant Kokkelink bericht van Abul Rasak van het KNIL. De geurrilla's zitten dan al maanden praktisch zonder eten en drinken. Coos heeft last gehad van hongeroedeem en tropenzweren en de beten van bloedzuigers. In Rasaks legerkamp worden zij en de anderen als helden ontvangen, waarna ze wordt overgevlogen naar de hoofdstad van Nieuw-Guinea, Hollandia, die is heroverd door de Amerikanen en Australiërs.
Coos en Bep na de oorlog
Coos woont na de oorlog vele jaren in Australië, waar ze wordt opgeleid als verpleegster en infanterist en tot korporaal wordt bevorderd. Ze ontmoet hier ook haar toekomstige echtgenoot, een Curaçaoër. Met hem zou ze jaren op Curaçao wonen. In 1981 krijgt Coos van Prins Bernhard een Verzetsherdenkingskruis en later, nadat Coos hem een brief stuurt, zorgt Bernhard er voor dat zij en haar gezin een huis krijgen in Ridderkerk, en een verzetspensioen. Haar ervaringen in de oorlogen laten haar nooit helemaal los: tot haar overlijden in 2015 wordt ze geplaagd door nachtmerries waarin de Japanners haar achterna zitten.
Bep ontdekt na de oorlog dat haar moeder in gevangenschap is overleden. Zij en haar jongere broertje en zusje worden opgevangen door een oom en tante in Hillegersberg. 'Jullie hoeven niet met jullie verhalen aan te komen hoor,' is het eerste wat haar oom zegt, 'want hier is het veel erger geweest.' Decennialang praat ze met niemand over wat haar is overkomen, tot ze actief wordt bij de Vereniging Voormalig Verzet Oost-Azië, die zich inzette voor de herdenking van verzetsstrijders in Nederlands-Indië. Ook zij ontvangt een Verzetsherdenkingskruis, in 1980. In 1999 komt haar autobiografie uit, Verzet in Nederlands-Indië. Ze overlijdt in 2016 in Dongen, na jaren in Voorschoten gewoond te hebben.
Literatuur en (lees)tips
- Bep Stenger, Verzet in Nederlands-Indië. (1999)
- Els Kloek, Vrouwen en de oorlog. (2016)
- Melis (redactie), Verzet Contra. De Japanse bezetting van Nederlands-Indië in de Tweede Wereldoorlog, de geuzen van het Indisch Verzet 1942-1945. (1996)
- Interview met Bep Stenger in het archief van NRC
- Een interview met Coos Ayal
- Verzetsmuseum Amsterdam
- Moluks Historisch Museum, ofwel Museum Maluku, Den Haag
- Indisch Herinneringencentrum, Den Haag
- Museum Sofiahof, Den Haag
- Ch. Kokkelink, Wij vochten in het bos. Moeilijk verkrijgbaar en niet geraadpleegd voor dit artikel
- Een profiel van Mauritz Kokkelink
- Een artikel over nog veel meer verzetsvrouwen in Nederlands-Indië, waaronder Gody Meelhuysen. Gody was een Indische vrouw die samen met Bep gevangen zat en als een moederfiguur voor haar was
Plaats een reactie
Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?
Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.
Ontvang de laatste verhalen in je mailbox
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!
4 reacties
Mooi om te lezen. Veel nieuw voor mij
Dank je voor deze informatie
Bep Stenger uit Malang zou tot de Verzetsgroep "Corsic"a behoren. Deze Verzetsgroep stond onder leiding van KNIL-kapitein Meelhuijsen. Maar de Verzetsgroep "Corsica" van Meelhuijsen bestond uit leden in Soerabaja. Betekent d euitspraak van Bep Stenger dat de Verzetsgroep "Corsica" uit Soerabaj verbindingen had met een Verzetsgroep in Malang .
Bep Stenger uit Malang zou tot de Verzetsgroep "Corsica" behoren. Deze Verzetsgroep stond onder leiding van KNIL-kapitein Meelhuijsen. Maar de Verzetsgroep "Corsica" van Meelhuijsen bestond uit leden in Soerabaja. Betekent d euitspraak van Bep Stenger dat de Verzetsgroep "Corsica" uit Soerabaj verbindingen had met een Verzetsgroep in Malang .