Cees Duineveld (1932) begon in 1954 als leerling-molenaar op de Lisserpoelmolen tussen Lisse en Sassenheim. Hij woonde en werkte tot 2005 met zijn gezin op de molen, waarnaast hij een succesvolle veehouderij en veehandel opbouwde.
Zijn loopbaan als molenaar begon met een bezoekje van het polderbestuur. “Wij hadden een boerenbedrijf hier in de polder en waren met tien kinderen. Ik kwam net uit militaire dienst toen de voorzitter van het bestuur van de Lisserpoelpolder langskwam voor een praatje. Ze zochten een nieuwe molenaar. De voorzitter had zelf ook een groot gezin en vroeg aan mijn vader: “Is er misschien één van jouw jongens die het doen wil?”
Daarmee ging het bestuur in tegen de wens van de toenmalige molenaar. Duineveld: “Op de molen draaide toen een oude molenaar, Kerkvliet. Hij stond bekend als een echte brombeer en hij had een matige relatie met het polderbestuur, heel matig. Er was het een en ander gebeurd dat niet deugde. Wat allemaal weet ik niet meer precies. De zoon van Kerkvliet wilde zijn vader ook wel opvolgen, maar het polderbestuur wilde hem niet hebben.”
Duineveld werd aangesteld als leerling-molenaar. “Dat liep in het begin natuurlijk wat moeizaam. Kerkvliet moest mij leren hoe het moest, ik kon natuurlijk niks, ik had nog nooit omgegaan met een molen. Van lieverlee kreeg ik als leerling wel meer verantwoordelijkheid, maar Kerkvliet was een man die eigenlijk dacht dat ik het nooit leren zou. Als ik bezig was, zag je hem vaak met zijn hoofd schudden: ‘Dat wordt niks.’”
Het duurde nog even voor hij Kerkvliet definitief opvolgde. “Na vier jaar ging ik trouwen. Dat was in 1958. Toen ging Kerkvliet weg en heb ik het overgenomen. Mijn vrouw en ik zijn toen samen in de molen gaan wonen.” Om bij te verdienen was hij ondertussen gestart met een boerenbedrijf. Hij begon met zeven melkkoeien en breidde door de jaren heen uit.
“Het molenaar zijn, ik had er eigenlijk geen tijd voor. Als molenaar kreeg ik 780 gulden in een jaar voor een stille loop en vrij wonen. Het normale jaarinkomen voor een boer was een paar duizend gulden in die tijd, dus dat was het veelvoudige. (…) Voor die 780 gulden moesten we ook de lange tocht en de waterwegen die van de polder waren ‘sloten’, uitbaggeren en schoonhouden dus. Daar was je zeker drie weken mee bezig. Dus als je goed ging rekenen, had je eigenlijk enkel vrij wonen als salaris.”
Plaats een reactie
Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?
Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.
Ontvang de laatste verhalen in je mailbox
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!
0 reacties