Het moderne Rotterdam is een stad met internationale bekendheid. Het is makkelijk om aan te nemen dat dat voorbestemd was, of dat Rotterdam altijd een stad van grote betekenis was in de lage landen. Niets is minder waar. Lees hier over de lange geschiedenis van Rotterdam, van dorpje aan een veenriviertje naar wereldstad.
Het jaar 1340. Richard Vleck, klerk in dienst van de graaf van Holland, Willem IV, strooit fijn zand over de inkt van de lange brief die hij heeft geschreven. Hij beseft niet dat deze zojuist de geschiedenis in is gegaan. De intro van de tekst op zijn werktafel leest:
In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Willem, graaf van Henegouwen, van Holland, van Zeeland en Heer van Friesland, maakt aan alle mensen bekend dat wij zodanige rechten hebben gegeven en geven aan onze poorters van Rotterdam als hierna staan omschreven...
Het zijn niet de eerste stadsrechten of privileges, maar wel de belangrijkste. Rotterdam is nog niet helemaal vrij van de invloed van de graaf, die het recht blijft houden op het heffen van vele belastingen en rechtsspraak in het geval van bijzondere zaken, maar het is een stap in de goede richting. Er kan nu eindelijk gesproken worden van een eigen stadsbestuur aan beide zijden van de Rotte, dat wetten (keuren) op kan stellen voor de eigen burgers (poorters), in plaats van dat een graaf in een ver kasteel dergelijke dingen besluit. Bovendien mogen de Rotterdamse schout en schepenen burgers nu zelf berechten als deze zich niet aan deze regels houden – afgezien van ernstige zaken zoals moord en doodslag, die nog onder de baljuw van de graaf vallen. Daarnaast krijgt Rotterdam het recht zelf jaarmarkten te organiseren. Goed, die trekken nog niet zoveel handel als dat de Maasvlakte op een dag zal doen, maar het begin is er. De grofweg tweeduizend inwoners van de kersverse stad kunnen vol verwachting naar de toekomst kijken.
Het ontstaan van Rotterdam: kreekdorp langs de Rotte
Ondanks het belang van de stadsrechten van 1340 is dat niet het jaar waarin de geschiedenis van Rotterdam begint. Het Maasgebied was al vele eeuwen bewoond, hoewel deze bewoning in de IJzertijd, waarover hier meer te lezen is, nooit lang hetzelfde blijft. Vaste bewoning van de kleiige oevers van de Rotte en het dorpje dat daar toen lag, Rotta, is pas terug te zien in de vele bodemresten die zijn overgebleven vanuit de achtste tot en met de twaalfde eeuw, zoals de restanten van terpboerderijen. De mensen in deze tijd zijn kleinschalige boeren, afhankelijk van bijvoorbeeld vissen, gevogelte, veeteelt en weven, hoewel ze ook al deel zijn van een landelijk handelsnetwerk. De achtergrond hiervan zijn de Frankische koningen en keizers en diens eeuwige oorlogen tegen anderen en elkaar. Leven bij het water is niet zonder gevaar. De woeste Maas, waar men voor de zekerheid maar niet al te dichtbij is gaan wonen, wil soms overstromen, met de vernietiging van akkers, boerderijen, dieren en mensen tot gevolg. Het water mag dan een vriend zijn, maar wel eentje met gewelddadige uitspattingen. De vroege Hollanders nemen geen genoegen met de wispelturigheid van dit kameraadschap. Het water moet en zal getemd worden.
De graven van Holland, die in de negende en tiende eeuw de wereldlijke macht in handen krijgen, denken er net zo over. Ze stimuleren de ontginning van het gebied rondom de Rotte. Moerassen worden met sloten ontwaterd en veranderd in vruchtbare akkergebieden. Het dorpje groeit, tijdelijk, maar toenemende watertoevoer vanuit de Maas zorgt ervoor dat de bewoners in de elfde en twaalfde eeuw het gebied moeten verlaten en Rotta ten einde komt. Uiteindelijk, opdat het water niet mag vergeten wie hier het laatste woord heeft, keren zij terug en beginnen met grootschalige dijkaanleg. Als slotstuk wordt er rond 1270 een dam aangelegd. De stadsrechten die Richard Vleck zo keurig op schrift stelt zouden nog geen honderd jaar later volgen.
Rotterdam na de stadsrechten
Net zoals veel steden in West-Europa groeit Rotterdam in de veertiende en vijftiende eeuw behoorlijk. De krappe, brandgevaarlijke straten raken drukker en drukker: karren, mensen en loslopende dieren bewegen zich langs elkaar door modder of stof. Of deze straten schoon zijn is afhankelijk van de bewoners zelf, die hun troep graag in de grachten werpen, of zelfs op het kerkhof – als ze niet druk zijn daar te feesten of te sporten tenminste, want in de drukte van laatmiddeleeuws Rotterdam worden alle ruimtes op elk moment ergens voor gebruikt. Rotterdam leeft en bruist, maar is nog niet het zwaargewicht dat het zal worden: het dichtbijgelegen Schiedam is nog altijd van belang, net zoals Delfshaven. De welvaart van al deze Maassteden is grotendeels afhankelijk van Dordrecht, het belangrijkste handelscentrum van Holland. Toch doet Rotterdam het goed, met een haven die het hele jaar bereikbaar is, een flinke haringvangst en, via de Rotterdamse Schie, verbindingen met het platteland en de Hollandsche IJssel naar Gouda. Gedurende de zestiende eeuw zal Rotterdam de dominante handelspositie zelfs van Dordrecht overnemen.
Deze sterke kanten van Rotterdam zouden ook in de vijftiende eeuw al de aandacht trekken. Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse Twisten, een slepend conflict tussen twee politieke facties in het graafschap Holland, wordt om Rotterdam gestreden. Rotterdam raakt in deze tijd versterkt en bewapend door de Kabeljauwen, maar zelfs de dikste poorten zijn nutteloos als iemand ze van binnen opent voor de vijand. De Hoekse edelman Jonker Frans van Brederode weet zo in 1488 Rotterdam voor de Hoeken te veroveren. Niet alle Rotterdammers zaten ermee: de sluwe daad was als iets uit een spannend verhaal, besproken door hele omgeving, en Rotterdam was hierdoor behoorlijk op de kaart gezet.
Rotterdam in de Gouden Eeuw
Met het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog in 1568 komt Rotterdam opnieuw in het midden van oorlog en conflict terecht. Eerst zetten de Rotterdammers trouw door met het eren van 'den koning van Hispanje'. Die gereformeerde opstandelingen en hun watergeuzen maken met hun piraterij nou eenmaal de vaarwegen onveilig, ten kostte van Rotterdamse handelsbelangen. Pas zodra de druk vanuit heel Holland toeneemt gaat het Rotterdamse stadsbestuur morrend overstag. Berucht geuzenleider Lumey beloont de stad voor deze beslissing door de kerkschatten van de Sint-Laurenskerk te roven voor zijn soldaten. Nee, de eerste ervaringen van de Rotterdammers met het nieuwe bewind zijn niet goed, maar Willem van Oranje ziet in de stad een plek met nut. Hij laat de stad versterken en verblijft veel in en om Rotterdam. De Maashavens zijn nuttig voor de zeeoorlog, en de Rotterdamse haringschepen moeten al snel plaats maken voor oorlogsschepen die worden gebruikt om te vechten bij Haarlem en Leiden.
Willem van Oranje is niet de laatste die het nut van de Rotterdamse havens inziet. Begin zeventiende eeuw graven en bouwen de Rotterdammers driftig. Nieuwe havens ontstaan, waaronder de Leuvehaven. Dit alles werpt zijn vruchten af wanneer jurist Johan van Oldenbarnevelt, tien jaar lang stadspensionaris van Rotterdam, zich inzet om in Rotterdam een 'kamer' (kantoor) van de Verenigde Oost-Indische Compagnie te organiseren. Dit geeft Rotterdam de kans goed mee te verdienen aan de specerijenhandel. Rotterdam groeit in bevolking en rijkdom en wordt een van de grote steden van Holland. Helaas komt niets voor niets en ook het Rotterdamse succes is deels afhankelijk van het werk en zweet van generaties aan tot slaaf gemaakte mensen, zoals hier gelezen kan worden. In 2021 biedt burgemeester Aboutaleb namens Rotterdam excuses aan voor dit slavernijverleden.
Toch maakt de Gouden Eeuw van Rotterdam een cultuurstad, waar wouden van scheepsmasten uit het water van de vruchtbare havens ontspruiten onder het toeziend oog van deftige koopmanswoningen. Het succes van de stad is ondertussen dusdanig dat Rotterdammers hopen dat ze spoedig Amsterdam in zullen halen als de eerste stad van Holland. Rotterdammers en Amsterdammers zijn het er vandaag de dag nog altijd niet over eens of dat ooit is gelukt, maar duidelijk was dat Rotterdam een van de hoofdrolspelers van Nederland was geworden en dat ook zou blijven. Zelfs het einde van de Nederlandse Republiek en het ontstaan van het Koninkrijk veranderen hier niets aan.
De industrialisatie en wederopbouw van Rotterdam
De tijd stroomt zo onverminderd door als het water van de Maas en in de negentiende eeuw is de industrialisatie ook in Rotterdam onmiskenbaar geworden. Tussen 1776 en 1780 kwam bij het Oostplein het eerste stoomgemaal van Nederland te staan, een moderne manier om tegen het water te blijven strijden... die helaas mislukte, waardoor deze in 1787 vervangen werd met een goed werkend exemplaar naar model van James Watt. In 1847 ploetert een rokend, kletterend ijzeren gevaarte, een locomotief, voor het eerst Rotterdam binnen over de rails naar het nieuwe station, Delftsche Poort. Nog een ijzeren monster, de Willemsspoorbrug, zou spoedig het uitzicht op de Maas voor altijd veranderen. Rotterdammers moeten daar aanvankelijk niets van hebben. Zij zien liever water. Gelukkig maar dat de nieuwe infrastructuur wel bevorderlijk is voor de overzeese koophandel. In de havens laden en lossen potige havenarbeiders goederen in alle kleuren, soorten en maten van schepen van over de hele wereld, terwijl een al even diverse schare aan zeelui onderdak zoekt in kroegen en bordelen. Niet iedereen die naar Rotterdam komt vaart weer weg: migranten afkomstig van overal en nergens zoeken de grote stad. Dat is maar goed ook, want dankzij vele cholera- en pokkenepidemieën en een hoge zuigelingensterfte sterven er aanhoudend meer mensen dan er geboren worden. Stoom brengt dan wel de toekomst, maar het is niet aan iedereen gegund om die ook mee te maken.
Eind negentiende eeuw verbeteren de levensomstandigheden langzaam: de gemeente zet zich in om de stad schoon te houden en moderne medische wetenschap redt levens. Rotterdam begint te zwellen, en ondanks dat de gemeente nooit agressieve annexatiepolitiek bedrijft begint de stad als een gulzig beest de omgeving op te slokken. De polders worden volgebouwd en nabijgelegen plaatsen zoals Delfshaven en Kralingen verdwijnen in de buik van de dominante Maasstad. Ook aan de andere kant van de rivier schieten stadswijken en fabrieken uit de grond, zoals Fijenoord. Het Rotterdam van de vroege twintigste eeuw lijkt al veel op dat van vandaag de dag, maar de geschiedenis zit ook nog eens vol onprettige verrassingen. Op 14 mei 1940 vallen meer dan drieduizend Duitse bommen op Rotterdam, waarover hier alles te lezen is. Rotterdam ligt in puin, maar zoals vele vroegmiddeleeuwse overstromingen, kunnen ook Duitse bommenwerpers de stad niet klein krijgen. Op een wijze die een feniks jaloers zou maken ontstaat vanuit de platgebombardeerde vlakte de moderne wereldstad, de gateway to Europe, Manhattan aan de Maas. Waar een dam in een veenriviertje wel niet het begin van kan zijn.
Met dank aan Gilbert Kempenaar van Archeologie Rotterdam (BOOR) voor het inhoudelijk nalopen van dit verhaal.
Literatuur- en bronnenoverzicht (en leestips)
- Jan van Herwaaden, Manon van der Heijden, Cock van Horzen, Paul van de Laar, Arie van der Schoor, Vijftien Fragmenten uit de geschiedenis van Rotterdam. (1999).
- Arie van der Schoor, Stad in aanwas: geschiedenis van Rotterdam tot 1813. (1999).
- Vergeten Verhalen: stadsrechten van Rotterdam.
- Stadsarchief Rotterdam
- Museum Rotterdam
- Rotterdamkaart, onderdeel van Stichting Voorouder
- Roterodamum, Historische Vereniging van Rotterdam
- Arnold Carmiggelt, Marco van Trierum, Ontdekt! Vijftig jaar archeologie in Rotterdam en omgeving. (2010)
Plaats een reactie
Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?
Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.
Ontvang de laatste verhalen in je mailbox
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!
5 reacties
De dam die werd aangelegd, was dat niet in de buurt van de Hoogstraat ?
Beste Paul, dat is helemaal correct inderdaad.
Er is een storende fout in de datum van het bombardement van 14 mei 1940, er staat abusievelijk in de tekst 1941 !
Hartelijk dank, L. van Dijk. Dat is veranderd nu.
ik heb hier helemaal niks aan.