Naar overzicht

De bevrijding en Bersiap in Kamp Tjideng

In Nederland zag de Bevrijding er anders uit dan in Nederlands-Indië, waar na de Japanse bezetting de geweldadige Bersiap-periode [1] volgde. Deze brief vanuit Kamp Tjideng in het voormalig Indië is geschreven door Jootje Wentink-Frumau (1912-1995) aan haar familie in Rotterdam en Middelburg. Het kamp was een relatief veilige plek geworden in deze gewelddadige periode.

Batavia 15 sept (±)

"Lieve moeder en jongens. ’t Gebeurt wel eens dat er plots een gelegenheid is om post mee te geven, maar dan moet je brief al klaar zijn, dus nu schrijf ik maar opdat die gelegenheid gauw komt. We zijn meer dan nieuwsgierig hoe ’t gaat bij jullie. Dat is eigenlijk onze grootste angst geweest in deze jaren, dat er met jullie zoveel akeligs gebeurde – bommen en vechten en kou en water en de rest. Nu zal ik maar zo veel mogelijk hier en ouds over ons schrijven.[…]

Toen de inval op Java begon [februari 1942] werd het een nachtmerrie. Jullie zullen wel het een en ander gehoord hebben. Toen het vliegveld Kalidjati aan de andere kant van de Tanghoeban Prahoe in de handen van de Jappen was, stond Bandoeng aan voortdurend luchtgevaar bloot. Onze vliegtuigen waren weg of stuk en twee van die snertdingen fietsten steeds door de lucht en mitrailleerden zodra ze iets levends zagen.[...]

16 april [1944] werden we naar Tjideng, een van de meest gevreesde kampen, overgebracht onder de directe leiding van captain Sonei, een echte maanzieke – een vent die een shock had gehad en tegen het volk maar niet toerekenbaar werd.[2] Die vent liet dan doodkalm bij het morgen- of avondappèl waar het hele kamp als een knipmes moest buigen (tienduizend vrouwen, met kinderen, in doodse stilte) de hele boel een paar uur in de kou staan – in ’t zonnetje of de nacht door.

Een andere keer werden we om een futiliteit en bloc gestraft met een paar hongerdagen. De broodjes werden dan met het andere eten eerst naar de distributieplaats gebracht, daarna weer terug en buiten het kamp begraven! Met vuilnis erover. Dan weer werden we overstelpt met halfrotte papaja’s en dito groenten waarover veel afval is – terwijl tegelijkertijd de vuilnisdienst werd ontbonden. Geen wonder dat de helft van ’t kamp amoebe- en de andere helft bacillaire dysenterie kreeg.

De riolering was defect en de smurrie werd in meestal niet doorlopende slokans[3] gedeponeerd. Geen wc werkte meer. Was- en drinkwater waren alleen ’s nachts via de hoofdkranen te melken – dan zwaar lichamelijk werk en weinig slecht eten. ’t Is een bewaring geweest van de hemel, dat er niet meer dan drie tot zes mensen per dag stierven en dat er geen cholera of tyfus uitbrak – ‘De moeilijkheden van het inderdaad wat overbevolkte Tjideng moeten zichzelf oplossen,’ was de spreuk van de grote man.[…]

Interneringskamp Tjideng was een afgesloten woonwijk van Batavia (Jakarta) waar Europese vrouwen en kinderen waren ondergebracht. In de loop van de Japanse bezetting werden de omstandigheden steeds slechter: meer mensen werden gehuisvest op een kleiner oppervlak, kregen minder te eten en werden slechter behandeld. (Beeldbank WO2 NIOD)

Nu en dan siepelde er een bericht binnen, meestal een canard [= nepbericht], dan stond het hele kamp op zijn kop en werden er naderhand weer straffen uitgedeeld, hoofden kaalgeschoren en vrouwen lens getrapt, straten ontruimd, de vrouwen met de kinderen een paar dagen in lege huizen opgesloten en later weer naar hun inmiddels ‘doorzochte’ huizen gestuurd – alleen in huizen van 75 kwamen dan 150 mensen. Over deze dingen zou een boek vol te schrijven zijn en meer dan een, maar dat is nu gelukkig voorbij. […]

Ineens begon er eten binnen te stromen – erg veel rijst en vlees en allerlei dingen die we nodig hadden en hebben. De laatste weken zijn als een droom – wel erg onrustig, maar veel is er veranderd en verbeterd. Uit mannenkampen komen ze voor ons koken en water dragen, houthakken en slokans uithalen etc. etc. Dikkie klampt nu en dan een Aussie aan of een boom van een Amerikaan en vraagt dan: ‘Ben jij nu ook een pappie, wanneer komt de mijne nou?’ En ’s avonds bidt hij steevast of pappie vannacht thuiskomt en of de lieve Heer dan alle lelijke dingen uit de zee wil vissen want die ploffen zo erg.

’t Is ook bijna niet meer vol te houden zo verlangen wij naar post en nog meer naar de pappies zelf. Joost schreef uit Osaka verleden jaar op onze trouwdag en dat is nu weer bijna anderhalf jaar geleden, maar we houden maar moed! Daan en Rity Barends hebben elkaar ook weer teruggevonden. Daan heeft zich in zijn oude Hupsmobiel[4] uit de voeten gemaakt in Kalidjati (hij was kapitein-vlieger) met een blaffende tank achter zich aan! Rity’s moeder is overleden, zij had ook hongeroedeem en haar zwager dominee Van Hoogstraten is in een kamp als een martelaar, biddend voor zijn moordenaars gestorven.

Van Loek en Saartje hoorden we dat zij bij de capitulatie met hun kindertjes werden gedood door rampokkers[5], maar Lien hoorde weer dat ze ontkomen zijn op ‘t laatste ogenblik. O, dat is zo ellendig die onzekerheid van zovele vrouwen over hun mannen en familie, want post is er niet geweest en je hoorde alleen van anderen. Zeker is echter dat Lietje Wormser in de capitulatietijd aangevallen werd door een inlander en dezelfde dag stierf. […]

In Nederland zijn na de oorlog maar vijf Duitsers geëxecuteerd wegens oorlogsmisdaden. In Nederlands-Indië werd het doodvonnis voltrokken aan meer dan tweehonderd Japanse militairen. Eén van hen was kapitein Kenichi Sonei, de beruchte commandant van interneringskamp Tjideng. Hij werd op 7 december 1946 gefusilleerd. (Nationaal Archief)

’t Is weer twee dagen later. ’t Kamp wordt steeds rumoeriger want allerlei ‘pappies’ komen helpen met houthakken, schoonmaken, met de passar[6]– met alles en dat is heerlijk. Ze koken verduveld lekker en ’t scheelt zoveel in ’t werk. We hebben ieder ons stookplaatsje, waar we sedert anderhalve maand wat op koken. We stookten alles op – deuren, kasten, piano’s, bedden, houten sloffen, klommen in bomen en hakten (met een zilveren tafelmes meestal) takken af. Nu hebben we tenminste wat houtskool, maar in de gaarkeukens die niet meer werkten omdat er niets meer was, wordt nu de rijst weer gekookt en erwtensoep van katja idjoe[7]– heerlijk, of een vleesgerecht of wat ook en dat voor twaalfduizend mensen en op tijd klaar en erg veel!

De mannen schijnen zo geschrokken te zijn van ons uiterlijk (De Jappen hadden hun beloofd dat er alleen Ikan kering oftewel droge vis van ons zou overblijven) dat ze alles willen doen om ze weer een beetje op te kalefateren en dat gaat wel. Ik kom tenminste ponden aan en de kinderen nog meer. Ik zou hele dagen suiker kunnen verslinden, maar dat komt omdat ik nu pas weer bacillaire dysenterie en daarna geelzucht heb gehad. Toen dacht ik werkelijk dat ik er niet meer uit zou komen. […]

’t Is een trieste geschiedenis. Er zijn kampen waarin de buikziekte zo erg was, dat de mensen terwijl ze nog leefden alvast naast hun graven werden gedeponeerd en direct begraven werden terwijl ze stierven. Enfin, ik zal jullie maar niet griezelig maken met allerlei verhalen. […]

Gisteren kon ik een lijst raadplegen van marinepersoneel in vrijheid en vond daar tot mijn vreugde diverse kennissen, maar niet de naam van Kees O., die adelborst was. Ik vrees dat hij bij Tjilatjap[8] getorpedeerd is, want ook de namen van zijn hartsvrienden stonden niet op de lijst en brieven of kaarten zijn er nog nooit uit een POW-kamp gekomen.[9] ’t Zou heel erg zijn. Je moet anders wel stevige zenuwen hebben als je zo’n lijst moet toelichten aan allerlei vrouwen en kinderen!" […]

De Bevrijding volgens Ooggetuigen

Dit verhaal werd in 2020 gepubliceerd in het boek De Bevrijding volgens Ooggetuigen. In dit boek vertrouwen 45 Zuid-Hollandse ooggetuigen ons hun ervaringen van de bevrijding toe. Alle 45 verhalen lezen? Bestel dan het boek. 

Voetnoten

[1] De Bersiap was een uitbarsting van geweld door Indonesische revolutionairen, volgend op de Onafhankelijkheidsverklaring van 17 augustus 1945. De term kwam in februari 2022 in opspraak naar aanleiding van de tentoonstelling 'Revolusi' in het Rijksmuseum. Het OM heeft bepaald dat het Rijksmuseum de term wel mag gebruiken in de tentoonstelling
[2] Kenichi Sonei (1903-1946) was de gewelddadige en gehate commandant van kamp Tjideng, het interneringskamp nabij Batavia op Java. Na de oorlog werd Sonei ter dood veroordeeld en door een Nederlands vuurpeloton geëxecuteerd.
[3] Slokan = greppel.
[4] Een grappige verhaspeling (misschien met opzet?), want het automerk heette Hupmobile.
[5] Benaming voor gewelddadige plunderaars tijdens de Bersiap.
[6] Markt.
[7] Mungbonen.
[8] Havenstad aan de zuidkant van Java (tegenwoordig Cilacap), werd in maart 1942 bij een Japanse aanval zwaar gebombardeerd.
[9] POW = Prisoner of War, krijgsgevangene.

0 reacties

Plaats een reactie

Verzenden

Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?

Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.

Ontvang de laatste verhalen in je mailbox

Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.