Marry den Boer (1936) werd geboren in de 6e molen van de Overwaard in Kinderdijk, waar haar vader molenaar was. Ze was de jongste van vier kinderen.
"Ik denk niet dat mijn vader met hart en ziel voor het beroep van molenaar heeft gekozen. Dat is gewoon zo gelopen. Het was hard werken. Hij had altijd wel plezier in zijn werk, denk ik. Mijn vader was een stille man en deed zijn werk heel getrouw. In die tijd was je blij dat je een baan had."
"In het Waardhuis op de dijk zat meneer Van der Loo, die werkte voor het hoogheemraadschap. Als de herenboeren in de polders – die helemaal tot Gorinchem liepen – een seintje gaven dat er te veel water was, gaf Van der Loo opdracht om de molens te laten draaien. Als het water hoog was en het ging waaien, dan moest je malen als molenaar. Er waren geen vaste werktijden en je kreeg geen vergoeding voor extra uren of nachturen. Er moest ook best vaak ’s nachts worden gewerkt. Als de molens niks te doen hadden, moesten de molenaars bij Van der Loo de tuin gaan wieden en dat soort dingen. Er werd eigenlijk beetje misbruik van de molenaars gemaakt. Direct contact met de herenboeren die de dienst uit maakten bij het waterschap had je niet als molenaar. Voor die mensen nam je alleen maar je pet af, letterlijk en figuurlijk. Zelfs voor Van der Loo hield je je pet niet op, hoor."
Haar vader verdiende bij door riet te snijden en te vissen. Den Boer: "Riet snijden gebeurde in het najaar en was ontzettend zwaar. Het riet werd met de hand gesneden en gebost. Dan moest het naar de schouw (platte roeiboot, red.) gedragen worden, waarmee het naar de dijk gevaren werd. Daarna moesten die bossen riet op de rug over de dijk getild worden. (…) Vissen gebeurde vaak als de molen draaide. Dan had je roering in het water en dan gingen ze 'doggers' gooien met de boot. Een dogger is een houten balkje met een snoertje en haakje eraan, waar een wormpje aanzat als aas. Die werden ’s avonds in het water gegooid en de andere morgen opgehaald. (…) Het meeste werd er gevist met fuiken, dat gebeurde vaak als de molens ’s nachts maalden. De gevangen vis werd bewaard in een bun en kon je particulier aan mensen verkopen. De vis werd ook weleens gebruikt als betaling. Ik had als kind problemen met mijn gebitje. Wij waren niet verzekerd en dat wist de tandarts wel. Die zei dan: 'Ik lust wel een maaltje paling, hoor!'"
Toen haar vader in 1946 overleed aan difterie, nam broer Lies het werk als molenaar over. Den Boer: "Hij had geen keus. We konden alleen op de molen blijven wonen als hij molenaar werd. Hij was toen 21 jaar. Mijn broer zal hier en daar wat hulp van de buren hebben gehad, maar hij wist natuurlijk wel hoe de molen werkte. Als je op de molen bent opgegroeid, ken je het systeem wel. Een kind kan bij wijze van spreken de vang erop doen. Natuurlijk moet je ook gevoel hebben voor de kracht van de molen en de gevaren kennen."
"Als kind van een molenaar groei je op met de wind, de zon en de maan. De maan heeft invloed op het getij en dat speelt in Kinderdijk een rol. Als het water te hoog werd in de boezem en er was laag water in de Lek, dan gingen de sluisdeuren open en kon het boezemwater in de Lek stromen. Aan de maan kun je ook zien wat voor weer er op komst is. Bij volle maan kun je gerust aannemen dat je veertien dagen ongeveer hetzelfde weer houdt."
Plaats een reactie
Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?
Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.
Ontvang de laatste verhalen in je mailbox
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!
2 reacties
Bedankt Marry
Bedankt Marry