Johan Slingerland (1960) is molenaar én boer. Hij volgde in 1987 zijn vader op als molenaar van de Putmolen in Aarlanderveen. Vanaf dat ik een klein ventje was, heb ik geroepen: “Ik word net als pappa: ik ga koeien houden en ik word molenaar.”
Zijn vader Jaap begon als molenaar op de Sluismolen in Streefkerk, toen het polderbestuur aldaar eind 1949 besloot over te stappen op mechanische bemaling. "De boeren in het polderbestuur waren uitgekookt. De andere molenaars waren al op leeftijd, die konden wel met vervroegd pensioen. Maar mijn vader was de jongste molenaar en hem zouden ze het langst wachtgeld moeten betalen. Daarom hadden ze bedacht dat hij maar machinist op het gemaal moest worden. Daar had mijn vader alleen geen zin in, hij wilde molenaar blijven."
Na een tip van een molenmaker reisden zijn ouders naar Aarlanderveen, waar nog een molenaar werd gezocht voor de ondermolen. Het leek nog even mis te gaan, want eenmaal aangekomen kregen ze van de voorzitter van het polderbestuur de indruk dat er eigenlijk al iemand was aangenomen. Slingerland: “Maar wat was het geval? Mijn ouders waren getrouwd en de tweede baby was op komst. De boeren hadden veel liever een getrouwde molenaar dan een vrijgezel, want dan was er altijd iemand thuis. De molen was hun eigendom en op die manier was de molen steevast beheerd.”
Niet lang daarna maakten zijn ouders de overstap naar de Putmolen, ook onderdeel van de viergang. Daar moest weliswaar veel aan gebeuren, maar konden melkkoeien worden gehouden. "Er was stalruimte, een hooiberg en grasland. (…) Toen ze op de Putmolen kwamen, is mijn vader direct drie koetjes gaan houden." Het ging goed met de zaken. Er kwamen elk jaar een paar koeien bij en waar mogelijk werd land gepacht. Soms leidde dat tot scheve gezichten. Slingerland: "In die tijd was er een soort rangverschil tussen de boeren en de molenaar. De molenaar was een werknemer van het polderbestuur, en werd door de boeren betaald om de polder droog te houden. In de ogen van de meeste boeren bleef een molenaar toch een ondergeschikte. Dan kreeg je wel eens scheve gezichten van: ‘Zo, zo, die molenaar gaat steeds meer koeien melken.’"
Zelf ging Slingerland eerst aan de slag bij een agrarisch loonbedrijf. Later werd hij machinist op een gemaal, maar altijd met de intentie uiteindelijk terug naar de molen te gaan. "Tijdens de sollicitatie heb ik meteen gezegd: 'Ik heb er zin in, maar als mijn vader van de molen afgaat, wil ik terug naar Aarlanderveen, naar de molen.'" En zo geschiedde. Bijzonder, want in die tijd waren er concrete plannen om de molenviergang te vervangen door mechanische bemaling.
"Nu is de tijdgeest anders en is men bij het waterschap trots een molengang te hebben die nog in bedrijf is, die voor ons de polder bemaalt. De viergang is zelfs een rijksmonument. Toendertijd was de insteek: Hoe komen we er vanaf? Het is achterhaald, het is lastig: Je moet wind hebben. Je moet vier molenaars hebben. Ze moeten alle vier tegelijkertijd thuis zijn om te kunnen malen. Ze weten altijd alles beter. Ze praten je tegen. Noem maar op. Als je wil kan je natuurlijk een hele rij negatieve dingen opsommen om ervan af te willen. Dat werd in die tijd ook gedaan, ik heb er vier plakboeken vol van.” Uiteindelijk viel rond 1992 het besluit dat de viergang in werking zou blijven.
Wat trekt hem zo aan in het molenaarsbestaan? Slingerland: "Je hebt geen werkgever die op je handen zit te kijken van: ‘Ben je er al? Ga je nu al weg?’ Er is eigenlijk nooit iemand die er iets van zegt wanneer ik mijn werk doe of niet. Ik kijk op de peilschaal om te zien hoe hoog de waterstand is en aan de hand hiervan beslis ik van ‘ik ga nu malen’ of ‘Ik maal vanmiddag een paar uur” (…) Daar ben ik vrij in. Zolang ik het water zo dicht mogelijk bij het voorgeschreven peil hou, hoor ik niets van mijn werkgever.” En de boeren? "Als een boer bij mij klaagt, dan laat ik hem uitpraten en dan probeer ik zijn klaagzang een beetje te weerleggen. Dan komen ze bijvoorbeeld klagen van: ‘Het water staat te hoog.’ Dan vraag ik: ‘Denk je nou echt dat het in een andere polder droger is?’ Ik kan goed mijn weerwoord geven, omdat ik enorm veel kennis heb opgedaan in de agrarische sector toen ik via dat loonbedrijf werkte. Mij hoef je niet het verschil tussen zand, klei en veen uit te leggen. Ik zie de boeren niet als figuren die over me willen bazen, maar als collega-boeren."
Plaats een reactie
Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?
Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.
Ontvang de laatste verhalen in je mailbox
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!
0 reacties