Naar overzicht

De geschiedenis van het Meisjeshuis in Delft

Aan de Oude Delft in Delft staat een statig pand vlak naast de Sint-Hippolytuskapel. De geveldecoratie geeft al weg welke functie het pand lange tijd heeft gediend: boven de voordeur staan twee beelden van vrouwen en daartussen een gevelsteen met opschrift 'Het Meisjeshuis'. Tot in de jaren '50 van de vorige eeuw diende het pand als meisjesweeshuis. 

Het Heilige-Geestzusterhuis

Het Meisjeshuis aan de Oude Delft in Delft zag er niet altijd zo uit als nu. En het heeft ook niet altijd gediend als weeshuis. De eerste bekende bestemming van het pand was het Heilige-Geestzusterhuis. Het Heilige-Geesthuis wordt voor het eerst genoemd in documenten die gaan over een schenking van vier ton per jaar door Willem Nagel. Willem Nagel was een schepen en later een monnik die, toen hij in 1390 besloot tot het kartuizerklooster toe te treden, zijn geld schonk aan verschillende Delftse instellingen. Zijn schenking aan het Heilige-Geesthuis was verreweg de grootste.

Later bleek waarom de schenking aan het Heilige-Geesthuis zo groot was. Willem Nagel had het initiatief ingebracht om een gasthuis te stichten in het Heilige-Geesthuis. Hier zouden zieken moeten worden verzorgd door alleenstaande vrouwen die zelf ook in het huis woonden. Dit initiatief werd goedgekeurd door Paus Bonifacius IX, maar de uiteindelijke uitvoering bleek toch anders dan aanvankelijk gepland. Er werden namelijk helemaal geen zieken verzorgd in het huis. De vrouwen gingen juist het huis uit om de zieken te verzorgen: een soort vroegere thuiszorgorganisatie.  

Klooster of gasthuis?

In de historische literatuur heerst nogal wat verwarring over het karakter van het Heilige-Geestzusterhuis. Dat is niet zo verwonderlijk, want het wordt ook in eigentijdse bronnen afwisselend aangeduid als ‘gasthuis’, ‘convent’ of ‘zusterhuis’. De eerste term doet vermoeden dat het een soort ziekenhuis was waar verpleging plaatsvond, de laatste twee lijken te wijzen op een kloosterlijke status. Maar het was in feite geen van alle: er woonden geen patiënten in het huis, en de zusters waren geen kloosterlingen. De zusters vormden samen wel een leefgemeenschap en godsdienst vormde een groot deel van hun dagelijkse bezigheden, maar zij legden niet de beloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid af zoals kloosterlingen wel deden.

De zusters leefden volgens een vast rooster. Zo kwamen ze iedere ochtend om vijf uur bij elkaar om te bidden en later in de ochtend sloten ze aan bij de mis. De zusters die achterbleven in het convent richtten zich tot handwerk, waarvan een deel voor de verkoop bedoeld was. Tijdens de gezamenlijke avondmaaltijd werd er voorgelezen en huishoudelijke taken werden gerouleerd. Om zeven uur sloot de ‘mater’ het convent. Dan mocht er niemand meer worden weggeroepen voor ziekenverzorging, behalve in noodgevallen. In de winter was het bedtijd om negen uur, in de zomer om half tien. De zusters mochten nooit zonder toestemming buitenshuis overnachten of elders eten. Vrijdags, tijdens het avondeten en op de vooravond van een feestdag mochten zij niet spreken.

De inkomsten van het zusterhuis  kwamen uit onroerend goed en lijfrenten, die voor het merendeel bestonden uit het geld dat intredende zusters moesten betalen. Daarnaast ontvingen de zusters regelmatig schenkingen van particulieren die hen een goed hart toedroegen of hen wilden belonen voor verricht verpleegwerk. Tenslotte haalden zij inkomsten uit de giften voor het altaar in hun kapel.

Financiële problemen

Omdat het Heilige-Geestzusterhuis geen klooster was, kon het in principe ongestoord voortbestaan na de aansluiting van Delft bij de Opstand tegen Spanje in 1572 en de daarop volgende overgang tot het protestantisme. Maar toch betekende deze periode het einde van de oorspronkelijke instelling. De problemen komen duidelijk naar voren in de rekeningen van rentmeester Cornelis Harmanszoon van Naarden, in functie van 1560 tot 1576. Hij kreeg steeds meer moeite om de inkomsten waarop het huis normaliter kon rekenen, daadwerkelijk te innen. Door de krijgshandelingen vanaf 1568 kon de pacht niet worden opgehaald, en als de bode zijn doel al bereikte, hadden pachters simpelweg geen geld om hun schuld te voldoen. In totaal liep het zusterhuis in deze periode ruim 1.200 pond mis, ongeveer wat er normaal in een heel jaar hoorde binnen te komen. Daar bovenop was het zusterhuis flink verarmd door de stadsbrand van 1536.

Plattegrond van Delft na de stadsbrand van 1536. Het westelijk deel van de stad (op deze plattegrond het bovenste gedeelte) was grotendeels verwoest.
  • De Heilige-Geestkapel (nu Sint Hippolytuskapel) en het zusterhuis ernaast.
  • De Heilige-Geestkapel (nu Sint Hippolytuskapel) en het zusterhuis ernaast.
Klik mij aan!

Er moesten dus nieuwe bronnen van inkomsten worden aangeboord en hierin bleek de mater bepaald creatief. In 1572 en 1573 verkocht zij zilveren lepels en schalen en andere kostbaarheden. Zelfs de vergulde miskelken en de altaarkleden bleven niet gespaard, maar die had men ook niet meer nodig door het verbod op de katholieke eredienst in 1573. Dit leverde nog diverse andere besparingen op. Men hoefde voortaan de pater of de minderbroeders niet meer te betalen voor hun diensten in de kapel, en in mei 1573 diende Adriaan Jacobszoon in de Druif zijn laatste rekening in voor miswijn die van hem werd betrokken. De nieuwe constellatie leverde zelfs mogelijkheden tot bijverdiensten op. Toen Willem van Oranje zich in Delft vestigde, werd de stad ook de zetel van bestuursorganen als de Staten, de Rekenkamer en het Hof van Holland. Al die hoge ambtenaren moesten ergens wonen. De mater van het zusterhuis sloeg haar slag. Raadsheer meester Adriaan van der Houff huurde een deel van het huis voor 48 pond per jaar. De mater bedong bij het ingaan van elke nieuwe huurtermijn bovendien 6 pond contant als een soort “sleutelgeld”. Op die manier wist het zusterhuis de eindjes nog redelijk aan elkaar te knopen, maar het einde was onafwendbaar.

Van zusterhuis tot Meisjeshuis

Het aantal zusters liep steeds verder terug en er was maar weinig nieuwe aanwas. De bewaarders van het gasthuis adviseerden het stadbestuur om van het zusterhuis een weeshuis voor meisjes te maken. Dit advies werd goedgekeurd en op 1 mei 1578 werd het zusterhuis officieel een weeshuis ‘tot onderhout ende leeringe van schamele meyskens’. De overgebleven zusters mochten de rest van hun leven in het huis blijven wonen. In 1579 leek er sprake te zijn van een mogelijke fusie met het algemene weeshuis in Delft. Dit is uiteindelijk niet gebeurd en het Meisjeshuis bleef zelfstandig.

Portret van Clara van Sparwoude door een onbekende schilder (Consistoriekamer Oude Kerk Delft)

Clara van Sparwoude (*ca. 1530 – 1615)

Clara van Sparwoude

Clara Jansdochter van Sparwoude was de eerste buitenmoeder van het Meisjeshuis. Zij was geboren Delftse en had tijdens haar leven meerdere functies bij liefdadigheidsinstellingen. Samen met haar echtgenoot Arent van der Meer, die regent was van het Meisjeshuis, behoorde ze tot de rijkere klasse in Delft. Het eerste meisje dat het Meisjeshuis verliet in de periode dat Van Sparwoude buitenmoeder was, had een betrekking gevonden bij het echtpaar in huis. Ook na haar overlijden bleef Van Sparwoude zich inzetten voor liefdadigheid. In 1598 stelde ze een testament op waarin zij een huwelijksgift naliet aan al haar nazaten, ook de buitenechtelijke nazaten. Pas in 1922 zou het Clara van Sparwoudefonds, waaruit deze huwelijksgiften werden betaald, worden opgeheven.

Regenten en regentessen

Net zoals voor het zusterhuis werden er ook voor het Meisjeshuis bewaarders of regenten aangesteld. Zij stelden een rentmeester aan voor het beheer van de goederen en een binnenmoeder die de leiding had over de huishouding. Hadewy Cornelisdochter, de laatste mater van het voormalige Heilige-Geestzusterhuis, werd aangenomen als de eerste binnenmoeder van het Meisjeshuis. De meeste regenten bleven lang in functie, vaak zelfs tot hun dood. Naast de bewaarders kwamen er drie buitenmoeders of regentessen. Zij hadden de zorg voor de kleding, het naaiwerk en het eten. Dit kwam neer op het houden van toezicht op de werkzaamheden van de binnenmoeder, de keukenmeiden en de naaisters. Formeel hadden zij ook een rol in het onderwijs, maar dat lieten zij in de praktijk over aan de schoolvrouw. Later werden lessen in lezen, schrijven, rekenen en godsdienst standaard gegeven door een schoolmeester, die een aantal dagen in de week langskwam.

Exclusief weeshuis

Niet iedere wees kon terecht in het Meisjeshuis. Er woonden maar maximaal achttien meisjes in het weeshuis, veel minder dan in het algemene weeshuis waar soms wel honderd weeskinderen tegelijk woonden. Eerst mochten enkel meisjes van wie beide ouders waren overleden in het huis wonen, maar later konden ook halfwezen, kinderen van wie een van de ouders overleden is, in het meisjeshuis terecht. De meisjes moesten tussen de zes en de tien jaar oud zijn, van wettige geboorte uit Delftse burgers en moesten worden aanbevolen door iemand die goed bekend stond in de stad.

De meisjes mochten ook niet gratis in het huis wonen. Zij moesten zelf een bed en toebehoren meenemen of een geldbedrag betalen. Als een meisje een erfenis had ontvangen moest zij die meenemen. Wanneer het meisje later uit het huis vertrok kreeg zij haar erfenis weer mee. In het geval van overlijden ging de erfenis naar het Meisjeshuis.

Een vast ritme

Net als de zusters in het zusterhuis, volgden de weesmeisjes een vast rooster. Bij elke maaltijd lazen twee meisjes enkele delen uit de Bijbel, twee anderen spraken de gebeden voor en na het eten en het avondgebed voor het slapengaan. Er werd veel tijd besteed aan het leren naaien. Het tehuis had hierin een uitstekende reputatie. De verkoop van de producten leverde heel wat extra inkomsten op en er kwamen zelfs meisjes van buiten om de lessen te volgen. Op vaste tijden kwam de schoolmeester langs om de meisjes te onderwijzen in lezen, schrijven, rekenen en godsdienst. Baldadigheid en geklets werden streng bestraft door de binnenmoeder. Als haar “kastijdingen en slaagen” niet hielpen, schakelde zij de buitenmoeders en de regenten in. Die konden dan de overtreedster “aan een blok sluyten, ofwel ook te water en te brood zetten, of ook andersints corrigeeren zo als bevinden zullen te behooren”. Wie dan nog niet wilde luisteren, werd het huis uit gezet en kon niet meer terugkeren of een uitzet ontvangen.

Zondags bezochten de meisjes ’s ochtends en ’s middags de diensten in de Oude Kerk, waar ze twee aan twee naartoe liepen onder leiding van de schoolvrouw. Na twee kerkdiensten en daar tussenin een catechisatie door de schoolmeester, konden zij vanaf vier uur verlof krijgen. ’s Zomers moesten zij om half acht en ’s winters om half zeven weer terug zijn. Dat was net genoeg om te eten bij vader of moeder, familie of vrienden. De meest gebruikte en misschien ook wel meest gevreesde straf voor ongehoorzame meisjes was een uitgaansverbod voor een aantal zondagen. Veel andere uitjes waren er immers niet.

Sleep mij!

De afbeeldingen hierboven zijn van voor de nieuwbouw van 1769 (links) en na de nieuwbouw in 1769 (rechts) (Collectie Erfgoed Delft).

Een nieuw gebouw

Het Meisjeshuis was uitgegroeid tot een kapitaalkrachtig instituut en kon daardoor schenkingen of leningen doen aan zusterinstellingen. Het doen van deze schenkingen werd min of meer opgelegd door het stadsbestuur. Zij hielden zich steeds meer bezig met sociale instellingen vanwege de toenemende armoede en stelden het college van Commissarissen van de Godshuizen aan om toezicht te houden op de verdeling van financiële middelen. Toch had dit voor het Meisjeshuis geen grote gevolgen. Zij kon zich namelijk relatief zelfstandig opstellen.

Er waren plannen voor een nieuw gebouw dat ook nog eens een uitbreiding was ten opzichte van het oude gebouw. Hoewel de plannen voor de nieuwbouw in de zestiende eeuw zijn gemaakt, werd de verbouwing pas gerealiseerd in de periode van 1765 tot 1769. Voor de nieuwbouw stonden er verschillende panden op het terrein die in de tijd van het Heilige-Geestzusterhuis ook verschillende functies dienden. Om meer ruimte te maken voor het nieuwe pand, kocht het Meisjeshuis ook twee naastgelegen percelen. Het nieuwe pand, ontworpen door de Delftse architect Nicolaas Terburgh, is het pand dat nu nog steeds aan de Oude Delft staat. In de periode waarin het nieuwe pand gebouwd werd, woonden de meisjes en het personeel tijdelijk in een pand aan de Voorstraat, op de zuidhoek van de Drie Akerstraat.

De totale kosten van de nieuwbouw waren ruim 75.000 gulden. Dat was ongeveer vijf keer de inkomsten van het Meisjeshuis in een normaal jaar. Ondanks de grote kosten had het Meisjeshuis geen financiële problemen. Hoewel er een tijdelijke stop was van het uitgeven van geldbedragen aan zusterinstellingen kon het Meisjeshuis na de bouw van het nieuwe pand zelfs weer andere instellingen bijstaan op verzoek van het stadsbestuur. Ook was het aantal meisjes in het huis aan het eind van de achttiende eeuw opgelopen tot 32.

Meer weten?

Wil je meer weten over het leven van de weesmeisjes in het Meisjeshuis? Luister dan de podcastaflevering over het Meisjeshuis van Open Monumentendag Delft die gemaakt is in 2018.

Financiële schommelingen

Het Meisjeshuis had dus een periode van grote welvaart achter de rug, maar de financiële situatie maakte nog een aantal schommelingen mee in de geschiedenis van de instelling.

De grote welvaart van het Meisjeshuis was er niet voor altijd. Door de tiërciering van de staatsschuld, wat inhield dat er nog maar een derde van de staatschuld werd afgelost, kwamen verschillende instellingen in financiële problemen. Ook het relatief rijke Meisjeshuis had minder geld te besteden. In 1810 bedroeg het gemiddelde jaarinkomen van het Meisjeshuis slechts 8500 gulden per jaar, terwijl het onderhoud en de opvoeding van één meisje 200 gulden kostte. Bovendien bleven de meisjes langer in huis wonen dan voorheen, namelijk tot hun vijfentwintigste in plaats van tot hun achttiende.

Uit een inventarislijst van 1797 blijkt dat het Meisjeshuis erg sober was ingericht. Zo stonden er in de naaikamer enkel een bruine tafel, drie strijkijzers, twee strijkdekens, 26 stoelen, een bijbel en een kist. Maar de regenten- en regentessekamers waren daarentegen wel rijkelijk ingericht. Daar hingen gordijnen en waren de stoelen bekleed met groen trijp. Er stonden twee hangoortafels, twee stenen penanttafels en nog een theetafel. Behalve een uitgebreid Delfts servies was er ook een kleiner Meissen thee- en koffieservies. En natuurlijk ontbraken de tabakskist en de kwispedoren niet.

Gedenkplaat Antoni van Leeuwenhoek naast het Meisjeshuis in Delft.

Antoni van Leeuwenhoek

Aan het hek rondom de tuin van het Meisjeshuis hangt een plaquette met daarop een afbeelding van wetenschapper Antoni van Leeuwenhoek. Er werd gedacht dat Van Leeuwenhoek op de Oude Delft 166 heeft gewoond. Maar daar is niets van waar. Van Leeuwenhoek woonde op de hoek van de Nieuwstraat en de Hippolytusbuurt. Zeker in de buurt van het Meisjeshuis, maar dus niet op dezelfde plaats.

Aan het einde van de negentiende eeuw was de financiële situatie van het Meisjeshuis weer verbeterd en konden er zelfs renovaties worden gedaan aan het pand. Er werden er nog enkele aanpassingen gedaan aan het gebouw. Twee aanliggende panden werden gekocht en gesloopt om plaats te maken voor een binnentuin. De, inmiddels grote, plataan die bij het aanleggen van de tuin is geplaatst siert nog steeds het straatbeeld.

Het dagelijks leven in de negentiende eeuw

Uit de negentiende eeuw zijn erg uitgebreide notulen van de regenten bewaard gebleven. Hieruit valt veel uit op te maken over het dagelijks leven van de weesmeisjes in die periode. Rond 1864 werd een nieuw reglement opgesteld voor de meisjes. Zij stonden ‘s zomers om zes uur op en ’s winters om zeven uur. Nadat ze zich hadden gewassen en aangekleed, gingen zij langs bij de binnenmoeder om haar goedemorgen te wensen. Anderhalf uur na het opstaan gingen ze aan tafel in de eetzaal en een uur later begon de les in de naaikamer. Om één uur vond het middagmaal plaats en om twee uur werden de lessen weer voortgezet. Het avondeten werd opgediend om half acht voor de jongsten en om negen uur voor de ouderen. Een uur na het eten ging iedereen naar bed. Op zondag en op andere vrije dagen moesten de meisjes uiterlijk om acht uur ’s avonds binnen zijn.

Naast de dagelijkse taken en bezigheden werden er ook af en toe iets leuks georganiseerd voor de meisjes. Zo was er geld beschikbaar voor een rijtour naar Staalduin en werden de meisjes ter gelegenheid van vijftig jaar onafhankelijkheid (op 17 november 1863) getrakteerd op chocolademelk en tulband.

Jaarlijks rond Pasen vond het schoolexamen plaats. De meisjes die het beste van hun klas presteerden wonnen een geldprijsje van een tot enkele gulden.

De laatste jaren van het Meisjeshuis

Het aantal weesmeisjes liep in de twintigste eeuw steeds verder terug. Vanwege de verbeterde gezondheidszorg waren er steeds minder kinderen die op jonge leeftijd hun ouders verloren en door meer sociale voorzieningen konden eenoudergezinnen hun kinderen financieel beter onderhouden. In 1954 woonden er nog maar 15 weesmeisjes in het huis. Het Meisjeshuis werd toen verkocht aan de gemeente en de meisjes werden overgeplaatst naar een pand aan de Oostsingel, op nummer 123. In december 1965 is het tehuis definitief opgeheven. De nog overgebleven twee meisjes hebben toen elders huisvesting gevonden en het pand aan de Oude Delft werd verkocht aan de gemeente. De opbrengst van die verkoop ging naar de Stichting Hulp aan Delftse Jongeren.

In de periode dat het pand in het bezit was van de gemeente was het in gebruik als kantoorruimte voor de afdeling Welzijn, Onderwijs en Cultuur van de gemeente Delft en was er een tijd een tentoonstellingsruimte ingericht op de zolder met een verzameling voorwerpen uit Indonesië.

In 2005 onderging het Meisjeshuis een grote renovatie en trokken er nieuwe huurders in. Nu wordt het pand onder andere ‘bewoond’ door Erfgoedhuis Zuid-Holland.

Verantwoording

Deze tekst bestaat voor een groot deel uit een ingekorte en bewerkte versie van de tekst van Gerrit Verhoeven en Marlise Hof. Ben je op zoek naar uitgebreidere informatie over het Meisjeshuis? Raadpleeg dan vooral de onderstaande titel:

Verhoeven, Gerrit; Hof, Marlise, Het Meisjeshuis in Delft : een monument voor kennis en cultuur : 1390-2005. Delft: Stadsarchief Delft, 2005. 

0 reacties

Plaats een reactie

Verzenden

Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?

Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.

Ontvang de laatste verhalen in je mailbox

Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.