De dialecten van de Zuid-Hollandse steden hebben veel met elkaar gemeen. Zo hoor je bijna overal ie in plaats van je (Hebbie dat gedaan?), kan de t verdwijnen of verschijnen (Nou hoort ik dat er hier een fuif is!) en is de uitspraak van de tweeklanken afwijkend van het Standaardnederlands.
De Zuid-Hollandse stadsdialecten verschillen misschien in hun uitspraak van de standaardtaal, tegelijkertijd is de afstand tot de standaard ook weer niet zo groot. In Holland werd immers de basis gelegd voor de standaardtaal, die vanaf de 17e eeuw steeds meer vorm kreeg. Wat deze dialecten ook gemeen hebben is de eeuwenlange beïnvloeding door andere talen. Zo heeft in Leiden het Vlaams een grote rol gespeeld door de komst van protestantse Vlamingen, die op de vlucht sloegen voor het katholieke Spaanse bewind. Maar ook andere migranten trokken naar de Zuid-Hollandse steden, zodat je in een stad als Rotterdam vandaag de dag wel meer dan honderd talen kunt horen. (Foto: Standbeeld van Haagse Harry in Den Haag door Bouke Schuemie. Foto: Fred Romero CC BY 20)
Op de vlucht voor de Spanjaarden
De toevoer van migranten was in de 16e eeuw nergens zo groot als in Leiden. Nadat Leiden werd ontzet op 3 oktober 1574, kwam al snel een grote immigratiestroom op gang uit Vlaanderen. Het aantal nam nog meer toe na de val van Antwerpen in 1585. Toen de Zuidelijke Nederlanden definitief Spaans waren geworden, was er geen terugkeer meer mogelijk, en vestigden de immigranten zich definitief. Leiden was een aantrekkelijke bestemming voor textielarbeiders uit Vlaanderen. De Leidse textielnijverheid bevond zich in een malaise door de concurrentie uit Engeland en Vlaanderen. Maar de vestiging van een aantal kapitaalkrachtige Vlamingen gaf de textielnijverheid een nieuwe impuls.
Textielarbeiders uit plaatsen als Hondschote (Frankrijk), die met de komst van de Spanjaarden naar Antwerpen waren gevlucht, trokken na de Val van Antwerpen nog verder naar het noorden. Deze migrantengroep was gewild in de textielstad Leiden, omdat in Hondschote een nieuwe fabricagetechniek was ontwikkeld. Textielarbeiders uit Hondschote werden daarom onder gunstige vestigingsvoorwaarden binnengehaald door het Leidse stadbestuur.
Vlaams gekleurd Leids
In 1581 was zelfs 67 procent van de Leidse bevolking afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden. De migranten namen Vlaamse dialecten met zich mee, waardoor in verschillende Leidse buurten een Vlaams gekleurd Leids ontstond. Deze variant onderscheidde zich van de Hollands-Leidse variant. Zo werd de ij in het Leids Vlaams als èi (tèid voor tijd) uitgesproken, en in het Hollands-Leids als ai (taid). Ook Vlaamse woorden kwamen in het Leids terecht, zoals ‘brielen’ voor huilen en ‘zot’ voor gek.
Door de geloofsvervolgingen kwamen er ook protestante immigranten uit Wallonië en Frankrijk. Er waren niet zoveel Fransen als Vlamingen, maar toch had ongeveer een kwart van de migranten een Franse achtergrond. Er kwamen ook migranten uit andere Europese landen naar Leiden – vaak door geloofsvervolging – maar deze groepen waren kleiner in aantal en hadden minder invloed op de taal.
In de zeventiende en achttiende eeuw ontstond een standaardtaal, die in Leiden gesproken werd door de hogere stand, terwijl de lagere volksklasse vasthield aan het Leidse dialect. Toen na 1896 de stad werd uitgebreid buiten de singels, vertrokken veel bewoners uit de binnenstad naar de buitenwijken. Op dat moment vermengden de verschillende dialecten die er gesproken werden zich tot één Leids dialect. Opvallend voor het Leids zijn tegenwoordig vooral de intonatie (de ‘zangerigheid’) en de Leidse r. Die klinkt een beetje als een Amerikaanse r.
O, o, Den Haag
Veel bekender dan het Leids, is het plat-Haags, een variant die grote bekendheid verwierf door de stripfiguur Haagse Harrie. Het Plat-Haags heeft veel karaktertrekken die landelijke bekendheid genieten, zoals de tweeklanken ij, ui, en ou die uitgesproken worden als èè (Rèèswèèk), eu (deuf) en àà (kààwe klààwe). Maar ook de r die als ch wordt uitgesproken (‘echte soep’ voor ‘erwtensoep’) of helemaal wegvalt (‘foegah’ voor ‘vroeger’), de scheldwoorden (krèèg de pleuris), het weglaten van de t (respec voor respect), en het gebruik van ‘mijn’ voor ‘mij’(ze vertrouwt enkelt mijn).
Over het vroegere Haags is veel minder bekend. Wel is er een boekje uit de achttiende eeuw waarin een schoolmeester opgeschreven heeft welke ‘foute’ dialectvormen hij in de spreektaal aantrof en hoe die verbeterd dienden te worden. Die vormen wijken echter erg af van het Haags zoals we dat nu nog kennen. Waarschijnlijk komt dat doordat het Haags van toen vooral een provinciaals karakter droeg. De stadsdialecten van nu zijn pas ontstaan aan het eind van de 19e eeuw door de industrialisatie, die zorgde voor een enorme groei van de stedelijke bevolking.
In de jaren 60 van de vorige eeuw kreeg het Haags steeds grotere bekendheid. Eerst door de interviews die Van Kooten en De Bie op de radio hielden met sprekers van het Plat-Haags. In de jaren 70 hadden zij groot succes met het tv-programma Het Simplisties Verbond, waarvan de typetjes Jacobse en Van Es het populairst werden. Zij richtten in 1980 de Tegenpartij op met leuzen als 'Geen gezèk, iedereen rèk'. In 1982 werd O, o, Den Haag van Harry Jekkers een hit en in de jaren 90 werd de strip Haagse Harrie van Marnix Rueb een megasucces. Niet alleen in Den Haag, maar ook daarbuiten. Van de eerste twee nummers werden in Nederland meer dan een kwart miljoen verkocht. Samen met Sjaak Bral en zijn broer Robert-Jan Rueb legde Marnix Rueb de spelling van het Plat-Haags vast in Ut Groen-Geile Boekie. In 2020 verscheen nog een heel herziene editie.
Smeltkroes van talen
Anders dan het Haags, bestaat het Rotterdams nauwelijks als schrijftaal. Het is vooral een spreektaal. Kenmerkend is vooral de uitspraak en de manier waarop het beïnvloed is door andere taalgebruikers. Rotterdam is door zijn havens een heel mondiale stad met inwoners uit veel verschillende culturen. Dat betekent dat er door de eeuwen heen steeds veel nieuwkomers zijn gekomen, die hun eigen moedertalen meebrachten. Zij leerden het Rotterdams als tweede taal en zorgden op die manier voor een vereenvoudiging van het taalsysteem. Vaker dan in het Standaardnederlands vind je één werkwoordsvorm voor meerdere personen: ik heb, jij heb, hij heb, maar ook ik doet, jij doet en hij doet. Net als in andere Zuid-Hollandse stadsdialecten worden de tweeklanken met een grotere mondbeweging uitgesproken. In Rotterdam klinkt de ij alleen niet als èè maar als aaj (blaaj).
Het Rotterdams heeft ook veel woorden ontleend aan andere talen. Woorden als ‘gabber’ en ‘nassen’ (‘dat is niet te nassen’) komen uit het Jiddisch; havenwoorden als ‘afnokken’ uit het Engels (‘knock off’). Die invloeden uit andere talen vind je ook terug in de straattaal: de taal van de jongeren. In Rotterdam is straattaal overwegend Surinaams, door de grote groep Surinaamse Nederlanders. Maar ook bijvoorbeeld Turks en Marokkaans klinken door in de taal van jongeren.
Ertussenin
Delft ligt tussen Den Haag en Rotterdam in, en dan kun je ook horen aan het Delftse dialect. De Nederlandse ij-klank bijvoorbeeld, kun je hier zowel uitspreken met de Rotterdamse aaj (paajn) als met de Haagse è (pèn). Dordrecht lijkt net wat meer op het Haags: de ij-klank is hier weer die Haagse èè. Tegelijkertijd heeft dit dialect ook Brabantse kenmerken: je hebt er mannelijke, vrouwelijke en onzijdige lidwoorden en zegt bijvoorbeeld ‘d’n bakker’ voor ‘de bakker’. Het dialect van Gouda ten slotte lijkt op dat van Rotterdam, maar heeft ook Zeeuwse kenmerken. Net als in het Zeeuws wordt de h hier niet uitgesproken (ond voor hond). Wel lijkt het Gouds steeds meer op te schuiven richting het Rotterdams, de dichtstbijzijnde grote stad.
Bronnen
Michael Elias i.s.m. Ton Goeman, Haags. Reeks Taal in Stad en Land. (Sdu Uitgevers Den Haag, 2002)
Marc van Oostendorp, Rotterdams. Reeks Taal in Stad en Land. (Sdu Uitgevers Den Haag, 2002)
Dick Wortel, Leids. Reeks Taal in Stad en Land. (Sdu Uitgevers Den Haag, 2002)
2 reacties
Mozes kriebel, wat heb ik in een deuk gelegen om Koot en Bie. En nog steeds lig ik dubbel als ik naar de herhalingen kijk. Maar ik heb niet altijd krom gelegen van het lachen; ik heb ook gehuild (und hat mir das Auge mit Tränen gefüllt). Koot en Bie zijn de lach en de traan der herkenning. En tegen Wim wil ik nog een keer zeggen: rust in vrede, lieve, geniale man!
In de negentiger jaren van de vorige eeuw hielden we bij de Historische Vereniging Vlaardingen een lezing in gebouw De Serre waar prof.dr. Cor van Bree (universiteit Leiden) een lezing hield over 'het Vlaardings' (dialect sterk betrokken bij de Haringvisserij). Er was zó veel belangstelling voor, dat we met onze Lezingencommissie kort erna nóg zo'n avond organiseerden, omdat er nog zoveel belangstellenden de zaal niet ingekomen waren en teleurgesteld huiswaarts moesten. Ook die tweede lezing werd een succes. Er is bovendien in 2018 door de Vereniging Vrienden van Museum Vlaardingen het Vlaardings Woordenboek uitgegeven - het bestuderen waard maar wel bijna uitverkocht!