Na intensieve arbeidsmigratie is de bevolking in Schiedam nog steeds niet versmolten. Dat concludeert historicus Han van der Horst, zelf door en door Schiedammer: "Dat moslims nu bidden op de plek waar mijn opa ooit sterke drank stookte, is typerend voor Schiedam."
De Muradyemoskee aan de Raam in de oude binnenstad van Schiedam biedt zeker plaats aan tweehonderd gelovigen. Negentig jaar geleden kwam mijn grootvader zes dagen per week in dezelfde ruimte. Als meesterknecht stookte hij er whisky. Het complex – dat voor een deel uit de achttiende eeuw dateert en werd uitgebreid in 1857 – was lang in het bezit van de distilleerderij Uto, tegenwoordig Herman Jansen. ¨Kan dat wel, een distilleerderij die wordt omgebouwd tot moskee?¨, vroeg ik lang geleden aan een bestuurslid van de Muradye. ¨Dat is juist goed!¨ antwoordde hij, ¨Een moskee waar ze een distilleerderij van maken. Dat kan niet¨.
Het feit dat nu moslims bidden op de plek waar mijn opa ooit sterke drank stookte, is typerend voor Schiedam. In 2020 werd vastgesteld dat 41% van de inwoners een migratie-achtergrond had. Een op de tien Schiedammers is van Turkse afkomst. In de na-oorlogse wijk Nieuwland stemde in 2017 24,2% van de kiezers op DENK. Daar ook is bijna aan de voet van een dijk – Hollandser kan het niet – een tweede grote moskee te vinden, van de Milli Görüş. Deze is gebouwd op de fundamenten van de katholieke O.L.V. Vrouwe Visitatiekerk, die in 1962 werd voltooid en al in 1997 wegens gebrek aan parochianen werd gesloopt.
Tot eind jaren zestig telde Schiedam zeven katholieke kerken en zes parochies. Nu maakt het onderdeel uit van één enkele superparochie, die ook Vlaardingen en Maassluis bestrijkt. Ongetwijfeld is de islam de godsdienst met de meeste actieve belijders ook al hebben vooral Poolse migranten het katholicisme een stevige boost gegeven. Zij bezoeken echter voor het merendeel een Poolstalige kerk in Rotterdam West. Een voormalige gereformeerde kerk in de wijk Nieuwland is omgevormd tot een Alevitisch centrum.
Buitengewoon zwaar werk
De gevoelens over deze etnische omwenteling zijn gemengd. Bij de kamerverkiezingen van 2021 behaalde de PVV 14,2% van de stemmen en het FvD 5,8%. Een op de vijf kiezers koos voor een partij die de grenzen voor nieuwkomers wil sluiten. In 1994 al behaalden de CentrumDemocraten van Hans Janmaat vier zetels in de gemeenteraad. Dat wekte toen landelijk verbazing.
Toch heeft de stad op het gebied van immigratie een oude traditie. Het brandersbedrijf – in de achttiende en de negentiende eeuw het economisch fundament van Schiedam – kon alleen maar opkomen dankzij een uitgebreide immigratie vanuit Duitsland, in het bijzonder Westfalen. Die is in de achternamen van veel oud gevestigde Schiedammers nog steeds te herkennen: Wasman, Hersbach, Klekamp, Van Osnabrugge, Wittkampf.
Dat heeft te maken met de aard van het bedrijf. Autochtone Schiedammers haalden hun neus op voor het buitengewoon zware door veel gesleep met zware lasten gekenmerkte werk in de branderijen, die ook nog – om het modern te formuleren – veel milieuschade veroorzaakten. Zo zijn veel oude gevels in de Schiedamse binnenstad nog steeds zwart van het roet uit de schoorstenen. Bij elkaar pompten de branderijen zoveel warm water in de grachtjes dat zij ook in de winter niet bevroren. Overal hing de stank van het beslag – verwant aan die van bedorven graan – en alcohol.
Kort gezegd komt het productieproces op het volgende neer: eerst maakt men in grote houten kuipen beslag met water en grof gemalen gekiemd graan. Dit vergt regelmatig roeren met enorme spanen. Men laat dit beslag vergisten waardoor alcohol wordt gevormd. Het geheel wordt in ketels gedistilleerd totdat er tenslotte een vloeistof ontstaat met een alcoholpercentage van ongeveer 45%. Dit is het halffabrikaat moutwijn dat distilleerderijen kunnen verwerken tot jenever. Het residu heet spoeling en vormt uitstekend voer voor koeien en varkens die dan ook rond Schiedam op grote schaal werden gemest. Het derde product uit de branderijen was gist, die naar bakkers in heel Europa werd geëxporteerd. Ook jenever ging op grote schaal naar het buitenland tot in Afrika, Azië en de beide Amerika's aan toe. Maar de meeste moutwijn werd op de beurs via makelaars verhandeld.
Branderijen brachten toeleveringsbedrijven met zich mee. Graan moest tot kiemen worden gebracht in mouterijen op zolders met uiteenlopende temperaturen. De hitte werd geleverd door een loeiende eest of oven op de begane grond. De mout moest vervolgens op een speciale manier gemalen worden. Dat gebeurde in moutmolens, waarvan er op het hoogte punt van het brandersbedrijf veertien tegelijk in bedrijf waren. Branders bezaten aandelen in verschillende molens. De hun toegewezen tijd om te malen correspondeerde met het percentage. Vaak draaiden molens dag en nacht.
Tenslotte vestigden zich in de brandersstad Schiedam kuiperijen voor vaten, glasblazerijen voor flessen en kurkenfabrieken. In het laatste kwart van de negentiende vestigden zich drukkerijen die de kleurrijke etiketten en reclameplaten leverden waarmee de distillateurs hun product onder de aandacht brachten. Zeker in het licht van de toenmalige grafische technieken leverden zij zeer knappe prestaties.
De glasblazerijen werden in de twintigste eeuw door een proces van fusies en overnames omgevormd door één enkel industrieel grootbedrijf, de Verenigde Glasfabrieken met een enorm terrein aan de Buitenhaven. Veel Hollandse stadsbestuurders waren niet geneigd het zoveel stank- en roetoverlast gevende brandersbedrijf binnen hun muren te tolereren, op zijn hoogst in een of andere uithoek. Delft stond van de eigenlijke stad verwijderd aan de Nieuwe Maas lag. Zo ontwikkelde het zich tot een soort klein Schiedam compleet met een krans molens.
De jeneverstad had een bijnaam: Zwart Nazareth
Grote bloei
Schiedam werd een uitzondering op deze regel. Het had te maken met verarming omdat het toenmalig hoofdbedrijf, de visserij, wegkwijnde vanwege verzandingen. Het stadsbestuur heette het brandersbedrijf dan ook in tegenstelling tot de regenten in de buursteden van harte welkom net zoals het dat had gedaan met een enorm kruitmagazijn van de provincie Holland. Delft had een dergelijke inrichting juist gesloten nadat de zogenaamde Delftse donderslag in 1654 meer dan honderd levens had geëist.
Er was ruimte genoeg binnen de vesten. Bovendien vond men overal in de stad wellen die vers en zoet water konden leveren. De nabijheid van de Maas maakte aanvoer van steenkool uit Engeland en het Ruhrgebied mogelijk. Arbeidskrachten werden gevonden onder de Duitse immigranten die niet zo kieskeurig konden zijn. In de tweede helft van de achttiende eeuw was Schiedam zo ongeveer de enige Hollandse stad die groeide en niet op inwonertal inboette.
Bijna alle monumenten in de Schiedamse binnenstad dateren van 1760 tot 1795. Het zijn indrukwekkende gebouwen zoals de meeste molens, de Korenbeurs of het Sint Jacobs Gasthuis en tientallen herenhuizen langs de Lange Haven en de Plantage, het oudste openbare stadspark van Nederland (1756). Voor de brandersknechts bouwden huisjesmelkers in de achtertuinen lage eenkamerwoninkjes met een zoldertje. Zo kreeg de binnenstad achter de grote straten en grachten het karakter van een labyrint. Het aantal branderijen groeide tot 110.
Katholiek
De immigratie was grotendeels afkomstig uit katholieke streken. In de schuilkerk van de Dominicanen op de Dam zat het zo stampvol dat gelovigen flauw vielen. De preekstoel werd opgeborgen in een kast om wat meer ruimte te maken. Het aandeel katholieken steeg tot ongeveer veertig procent van de bevolking. Pas door de ontkerkelijking in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw verloor het katholicisme sterk aan numerieke macht.
Zwart Nazareth
In de achttiende en de negentiende was de stad haast exclusief gericht op het brandersbedrijf. De Schiedammers vormden een in zich zelf gekeerde gemeenschap, die dan ook geen afdoende antwoord wist te formuleren toen het economisch fout ging. In het laatste kwart van de negentiende eeuw kwam er industrieel geproduceerde zuivere alcohol op de markt die voor het maken van gedistilleerde dranken zoals jenever eigenlijk geschikter was dan de ambachtelijke moutwijn die ook nog per bedrijf een eigen karakter had dat weer de smaak van de jenever beïnvloedde. Ook voor het brandersgist – op den duur een belangrijker bron van inkomsten dan de moutwijn – kwamen betere alternatieven op de markt.
De bedrijfstak – rond 1870 kende Schiedam meer dan 360 branderijen – probeerde het te redden door op prijs te concurreren. Op onderhoud en arbeidsloon werd zoveel mogelijk bezuinigd. Tot overmaat van ramp kwam ook nog een succesvolle anti-alcoholbeweging op gang onder de leuze ¨Sluit Schiedam¨. De jeneverstad had inmiddels een bijnaam: ¨Zwart Nazareth, naar de beroete muren en het zwarte, nimmer bevriezende, dode water van de grachten. En dat Nazareth? In Johannes 1:46 staat: Uit Nazareth? Kan daar iets goeds uit komen?¨.
Heden ten dage zijn er nog drie grote wereldwijd exporterende distilleerderijen over: Nolet, De Kuyper en Herman Jansen. Daarnaast ziet men een zekere wederopleving van het ambachtelijk jenever stoken door één- en tweemansbedrijfjes.
Scheepswerven
Bij elkaar bezaten de distilleerderijen onvoldoende economische kracht om Schiedam uit de crisis te tillen. Dat deden vanaf het begin der twintigste eeuw scheepsbouwers die op Schiedams terrein aan de Nieuwe Maas maagdelijke oevers aantroffen. De eerste was de ondernemer A.F. Smulders die na lange onderhandelingen van de gemeente een stuk moerasland kocht voor een gulden vijftig per vierkante meter. Daarop verrees een scheepswerf die zich zou specialiseren in maritieme constructies met specifieke doelen zoals boorinstallaties.
In 1911 werd de zaak omgedoopt tot Gusto. Concurrent Wilton opende in 1920 een grotere werf met een eigen haven dicht tegen de grens met Vlaardingen aan. In 1919 vestigde zich aan de pas gegraven Wilhelminahaven de Scheepsbouw Maatschappij Nieuwe Waterweg N.V.. Rond deze scheepswerven ontstond een hele krans van toeleveringsbedrijven.
Geschoolde vakmensen
De duizenden nieuwe arbeidsplaatsen moesten voor een belangrijk gedeelte gevuld worden met geschoolde vaklui van elders. Met elkaar zetten zij een krachtig stempel op Schiedam. Het werd een stad van geschoolde arbeiders, die je na werktijd bij duizenden de werfpoorten uit zag fietsen. Op het hoogtepunt telde alleen Wilton al, inmiddels omgedoopt tot Wilton-Feyenoord, dik 7000 werknemers.
De nieuwe Schiedammers waren politiek bewuster dan de oud-gevestigden. Zij stichtten krachtige vakbonden van katholieke, protestantse en socialistische snit. Zij maakten van de SDAP en later de PvdA machtige partijen met twee wethouders in het College. Hun kinderen stuurden zij graag naar de gerenommeerde bedrijfsscholen, toen die eenmaal door de werven waren gesticht. Zij wisten; met een diploma en een daarop automatisch volgende baan was je kostje tot je pensioen gekocht.
De bevolking groeide snel. In 1851 telde de gemeente 13.266 inwoners. Dat steeg tot ongeveer 20.000 in 1900 en in 1945 waren het er ruim 66.000. Begin jaren zestig steeg dit aantal tot 82.500 en de prognose luidde dat de stad onder invloed van de groei der metaalindustrie en de scheepsbouw door zou groeien tot 125.000 inwoners.
Nieuwe migranten
Opnieuw moesten migranten van buiten worden gezocht. Halverwege de jaren vijftig financierde Wilton de bouw van een aantal woningwetwoningen die bestemd waren voor werfarbeiders uit Drenthe. Die lieten zich door een moderne woning wel lokken maar keerden bijna allemaal terug toen de welvaartsexplosie van de jaren zestig ook in hun thuisprovincie goede kansen schiep. Daarop besloten de grote Schiedamse werkgevers verder te kijken: naar Italië en Spanje waar goed opgeleide vakkrachten te vinden waren. Zo vestigden zich enkele honderden Spanjaarden in Schiedam, die dankzij de katholieke kerk voor zichzelf een ontmoetingscentrum konden openen. In het algemeen werden zij gewaardeerd. Ook de Spanjaarden keerden terug toen de politieke en sociale toestanden in hun land verbeterden.
De Verenigde Glasfabrieken, die op een groot industrieterrein aan de Buitenhavenweg per jaar miljoenen flessen produceerde, was de eerste grote onderneming, die in Turkije personeel wierf voor over het algemeen ongeschoolde arbeid. De eerste honderdnegentig werden ondergebracht op een pensionboot in de Buitenhaven. De werven volgden pas tegen het eind van de jaren zestig. Het Schiedamse bedrijfsleven wierf vooral in Zuid-oost en Midden Turkije in de buurt van de vrome stad Konya. De komst van Marokkanen bleef beperkt, hetgeen tot op de huidige dag blijkt uit de bescheiden omvang van hun Es Salaam moskee in een laat negentiende eeuws pand op de Westfrankelandsestraat.
´Gastarbeider´
Het was de bedoeling dat het verblijf tijdelijk zou zijn. Dit kwam perfect tot uiting in de benaming van de nieuwkomers, ¨gastarbeiders¨ die tot in de jaren tachtig stand zou houden. Daarna kwamen termen als ¨allochtoon¨ en kortweg ¨buitenlander¨ in zwang.
De huisvesting was een groot probleem. De pensionboot kon niet meer dan 190 personen huisvesten. De meeste gastarbeiders kwamen terecht in overbevolkte pensions waar zij woekerprijzen betaalden voor niet veel meer dan een bed. Dit zou zich herhalen toen na de val van de muur de migratie uit het voormalige Oostblok begon.
Van terugkeer naar het moederland, bijvoorbeeld om daar een eigen zaak te beginnen, kwam zelden veel terecht. In plaats daarvan begonnen de Turkse gastarbeiders vanaf het eind van de jaren zestig hun gezinnen naar Schiedam te halen. Dat kon alleen als ze via de gemeente een woning kregen toegewezen, zodat ze hun pension konden verlaten. In 1972 geschiedde dit in 57 gevallen. Wethouder Eef Collé (CPN) schatte het aantal gastarbeiders van boven de 21 jaar op 2000. Hiervan kwamen er 304 uit Turkije, 64 uit Marokko, 12 uit Portugal, 164 uit Spanje, 130 uit Joegoslavië, 58 uit Italië en 333 uit Griekenland. De stad telde vijftig pensions, die maar al te vaak door de gemeente moesten worden aangeschreven om iets te doen aan de onveiligheid.
Plundertochten
In 1974 kwamen de eerste signalen naar voren van wrijving tussen de autochtonen en de nieuwkomers. Uit een onderzoek van het Rotterdamse Comité Pro Gastarbeiders bleek dat veertig procent van de respondenten klaagde over gebrek aan communicatie en onaangepastheid. Arie van Loenen, een centrale figuur in de plaatselijke PvdA, bepleitte als secretaris van de bewonersvereniging Schiedam West spreiding van de gastarbeiders over de hele stad. Beschuldigd van racisme verdedigde hij zich met ingezonden brieven: ¨Als een gastarbeider een kind zou aanrijden (terwijl de kans om overreden te worden door een niet gastarbeider honderd maal groter is), dan zou door de eerder genoemde onvrede, de vlam wel eens in de pan kunnen slaan¨.
Arie van Loenen kreeg geen gehoor. Wethouder Bert Kaptein (D66) sprak van paniekvoetbal. Twee jaar later sloeg de vlam toch in de pan. Op zes augustus 1976 kregen de 24-jarige Aydin Ildir en de 21-jarige Joh. Gijbels midden op de kermis ruzie. Ildir trok zijn mes en stak Gijbels dood. Dit was de aanleiding voor grootscheepse plundertochten. Honderden autochtone jongeren vielen gedurende twee avonden Turkse cafés en winkels aan, waar zij grote schade aanrichtten. De politie maakte met geweld een einde aan de rellen. Niemand had dit aan zien komen, ook de vele welzijnswerkers niet, die toenmaals nog in de wijken aanwezig waren. De politie wilde de raddraaiers oppakken. Men uitte het vermoeden dat de Nederlandse Volksunie, een neonazistisch partijtje, achter de rellen zat want die had pamfletten verspreid.
Lammert Jansma en Justus Veenman van de Erasmus Universiteit deden een grootscheeps onderzoek naar de achtergrond van de rellen. Ze waren – stelden ze vast – spontaan ontstaan nadat de moord op Gijbels met name onder laag opgeleide leeftijdsgenoten tot grote woede had geleid. In hun kring bestond weinig vertrouwen in de autoriteiten en de politie. Om die reden lag eigenrichting voor de hand. Van een echte organisatie of aanwijsbare raddraaiers was geen sprake. Dader Aydin Ildir vluchtte naar Turkije. Pas in 2019 kregen de nazaten van Joh. Gijbels kans op de plek van de moord een gedenksteentje neer te leggen.
Als een gastarbeider een kind zou aanrijden, zou de vlam wel eens in de pan kunnen slaan.
Bloeiend maar geïsoleerd
In de laatste decennia van de twintigste eeuw heeft zich in Schiedam een bloeiende gemeenschap gevormd met een Turkse achtergrond. Een typisch voorbeeld daarvan is de familie Turanoglu. In 1963 liet Ali Turanoglu zich in zijn vaderstad Urfa werven voor de glasfabriek. Hij kwam niet aan de lopende band terecht maar in de keuken van het pensionschip, waar hij door zijn talent voor vreemde talen al gauw ook als een soort tolk optrad. In 1969 mocht hij in het kader van de gezinshereniging zijn vrouw over laten komen. Deze vond al snel een baan bij Schiecarton. Zoon Tufan groeide in Nederland op. Rond 2000 was hij procesleider bij de NS. Ook zat hij in de Schiedamse raad voor het CDA. Tegenwoordig is het voor Schiedamse raadspartijen verstandig een of meer kandidaten van Turkse komaf op de lijst te zetten. Toch heeft de Turkse gemeenschap sterke trekken gekregen van een ouderwetse zuil. Er heeft zich een hele infrastructuur gevormd, niet alleen van moskeeën, maar ook van scholen, winkels, horeca-gelegenheden en vrije beroepen.
Religieus ontwikkelde de islamitische gemeenschap zich in de conservatieve richting met gescheiden ingangen voor mannen en vrouwen in de moskee, het aannemen van hoofddoekjes en sluiers, de keuze van vrouwen voor zogenaamde modest fashion in het openbaar.
Eigen identiteit
Een bijkomende oorzaak van dit alles is het consequente bezuinigingsbeleid van overheden op het welzijns- en het buurtwerk. Dat gaf religieuze en politieke leiders uit de eigen kring van immigranten de ruimte om het zo gevallen gat op te vullen.
Inmiddels zijn kinderen van nieuwkomers zeer zichtbaar in het middelbaar onderwijs – ook HBO en gymnasium. Hun oudere broers en zussen zie je in trein en tram op weg naar HBO-instelling en universiteit. Het kader van Denk Schiedam is over het algemeen jonger en beter opgeleid dan de actieve leden van andere politieke partijen in Schiedam, heel misschien met uitzondering van D66.
In de winkelstraten is te zien dat de eenentwintigste eeuw in Schiedam wordt gekenmerkt door een nieuwe golf migranten, die uit Oost-Europa. Dat blijkt uit Poolse supermarkten, slagerijen, slijterijen en (afhaal)restaurants. Ook Roemeense en Bulgaarse werkzoekenden hebben de weg naar Schiedam gevonden, al zijn die laatsten vaak afkomstig uit de Turkse minderheid. Hun woonomstandigheden zijn vaak net zo slecht als die van de Turkse immigranten van zestig jaar geleden.
Schiedam krabbelt de laatste twee decennia op uit een lange periode van crisis. In de jaren zeventig konden de grote scheepswerven de concurrentie uit Azië niet langer aan. Gusto sloot in 1979, Rond de eeuwwisseling nam de bedrijvigheid in de scheepsbouw weer toe door de vestiging van de bedrijven Huisman (bijzondere maritieme werktuigen) en Mammoet, onder andere beroemd door de lichting van de Russische kernonderzeeër Koersk.
De tijden van eenzijdige concentratie op één enkele branche zijn voorbij. In 2021 telde de gemeente personen van 147 nationaliteiten onder wie een aantal asielgerechtigden. Je zou kunnen zeggen: in Schiedam leven de verschillende bevolkingsgroepen niet mét elkaar, maar vooral náást elkaar. Ze kunnen elkaar hebben, maar van versmelting is alles behalve sprake.
Plaats een reactie
Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?
Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.
Ontvang de laatste verhalen in je mailbox
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!
1 reacties
Prachtig compleet verhaal