De ouders van Reggie Baay kwamen in 1950 vanuit voormalig Nederlands-Indië naar Nederland. Door een aantal toevalligheden belandden ze in een klein dorp in Zuid-Holland. In dit verhaal beschrijft hij hoe zijn beide ouders de integratie in Nederland verschillend beleefden.
"Ik sta er eerlijk gezegd bijna nooit meer bij stil, maar mijn ouders behoorden in de twintigste eeuw eigenlijk tot de eerste grote groep van migranten in Nederland. Wat dat betreft waren ze aan het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw samen met vele andere Indische-Nederlanders de ‘migratie-pioniers’: mensen die als groep uit een ander land naar Nederland kwamen en die min of meer als eersten de ervaringen opdeden waar migranten vandaag de dag ook nog mee geconfronteerd worden: moeizame aanpassing, gebrek aan acceptatie, culturele verschillen, discriminatie, maar ook begrip, behulpzaamheid, vriendelijkheid en uiteindelijk een succesvolle integratie.
Formeel al Nederlands
Mijn ouders waren, zou je kunnen zeggen, een ander soort migranten dan de mensen uit Marokko en Turkije die in de jaren zestig en zeventig naar ons land kwamen, of nu, de migranten uit landen als Syrië, Afghanistan en Oekraïne. Mijn ouders waren namelijk, voordat ze uit Nederlands-Indië/Indonesië naar Nederland emigreerden, formeel al Nederlander; hadden in hun geboorteland Nederlands onderwijs genoten en hadden een op de Nederlandse cultuur gerichte opvoeding gekregen. Ze spraken accentloos Nederlands, kenden de Nederlandse topografie uit hun hoofd en de gerechten uit de Nederlandse keuken hadden voor hen nauwelijks geheimen meer. Dit was het logische gevolg van het feit dat ze, in tegenstelling tot veel migrantengroepen na hen, in een toenmalige Nederlandse kolonie (Nederlands-Indië) geboren en opgegroeid waren als kinderen uit een gemengde Nederlands-Indonesische relatie.
Desondanks kregen ze hier toch te maken met allerlei negatieve ervaringen die we vandaag de dag ook nog zien als het gaat om het proces van integratie en aanpassing van migranten. Zo bleek bijvoorbeeld het onbegrip in de Zuid-Hollandse plattelandsgemeente waar ze in de jaren vijftig terechtkwamen erg groot. Maar daar stonden gelukkig ook weer mooie ervaringen tegenover.
Zoals ik zo vaak zeg: toeval blijkt, zeker achteraf, altijd een van de belangrijkste bepalende factoren in ons leven. Zo ook hier. Dat mijn ouders in het Zuid-Hollandse dorp Oude Wetering terechtkwamen, en dan ook nog als enigen uit Indië, en ik er vervolgens ben opgegroeid, was louter toeval.
Mijn vader was na de overtocht naar Nederland in 1950 onderofficier bij de Koninklijke Marechaussee en was ‘gestationeerd’ in Fort de Bilt in Utrecht. Hij was daar instructeur (dat hij als ‘gewone’ militair bij de marechaussee terecht was gekomen was ook weer louter toeval, maar dat is weer een heel ander verhaal). En omdat mijn vader met zijn gezin huisvesting nodig had, kregen mijn ouders via defensie na enige tijd een huis in de buurt van Fort de Bilt in Utrecht toegewezen.
De dag voordat ze de sleutel van hun woning in Utrecht zouden ontvangen, kreeg mijn vader echter het dienstbevel dat hij zich met onmiddellijke ingang bij de Doelenkazerne in Leiden moest melden. Van daar was een noodoproep gekomen voor een instructeur en mijn vader was daarop dus met onmiddellijke ingang overgeplaatst naar Leiden. Zo ging dat toen. Op stel en sprong moest nu in Leiden huisvesting voor ons gezin gevonden worden. Maar dat bleek door de naoorlogse woningnood lastig. Té lastig.
Zo werd het dus bij toeval uiteindelijk niet Utrecht en niet Leiden, maar het op circa 20 kilometer van Leiden gelegen kerkdorp Oude Wetering waar mijn ouders als ‘migranten’ terechtkwamen. En hier begon dus hun proces van aanpassing en integratie. In de ‘Hoolboomstraat’ om precies te zijn. Een straat in een wijkje dat in de volksmond ‘de Kuil’ werd genoemd, vanwege de lage ligging achter de dijk. Een wijkje dat in het begin van de jaren vijftig uit de grond was gestampt ter bestrijding van de naoorlogse woningnood.
Onvrijwillige migratie
En als ik zo terugkijk, dan was het proces van aanpassing en integratie voor mijn moeder aanmerkelijk moeilijker dan voor mijn vader. Nu was het voor mijn ouders toch al lastig omdat, anders dan bij mensen die vrijwillig naar een ander land emigreren om een betere toekomst te vinden, mijn ouders deze stap niet vrijwillig hadden gezet en zich van tevoren niet hadden kunnen instellen op het nieuwe leven in de voor hen toch vreemde, ‘nieuwe’ wereld. Ze moesten vanwege de politieke ontwikkelingen in Indonesië ongewild en snel hun geboorteland verlaten, waarbij ze alles en iedereen moesten achterlaten. Mijn moeder kwam vervolgens in een gemeenschap terecht waar ze de eerste jaren samen met mijn vader de enige mensen van kleur waren. En ook nog eens de enige mensen uit Indië. Er was dus geen familielid, vriendin of kennis van kleur met wie ze dingen kon delen, en met wie ze gezamenlijk dat moeizame proces van aanpassing en integratie kon aangaan.
Bang voor die nieuwe wereld en al die onbekende mensen die haar, zo zal ze dat gevoeld hebben, met haar bruine huid en zwarte haren maar vreemd gevonden zullen hebben.
Het grote gevaar van vereenzaming en alles verterend heimwee lag voor mijn moeder dus op de loer. En dat gebeurde dan ook. Ze vond in de beginjaren nauwelijks aansluiting met haar omgeving. Dat lag ook aan haarzelf. Ik denk dat ze bang was om uitgescholden te worden, bang voor discriminatie, onbegrip en misverstanden (geen taalproblemen, want ze sprak perfect Nederlands); bang voor die nieuwe wereld en al die onbekende mensen die haar, zo zal ze dat gevoeld hebben, met haar bruine huid en zwarte haren maar vreemd gevonden zullen hebben. Ze kwam toen dan ook niet of nauwelijks buiten en sloot zichzelf min of meer op in huis. Dat kon toen ook gemakkelijk. Ze hoefde ook nauwelijks de deur uit; in de jaren vijftig kwamen ze immers allemaal met de eerste levensbehoeften nog gewoon aan de deur: de bakker (bakker Boer), de groenteboer (Termeulen), de kolenboer (Van Wouwe), de slager (Adema; ik kan me overigens nu ook opeens herinneren dat er op woensdagmiddag regelmatig een zogenaamde noodslager met zijn volkswagen kever onze straat binnen kwam rijden om vanuit zijn kofferbak ‘noodvlees’ te verkopen) en natuurlijk ook de kruidenier. In ons geval was dat ‘Levensmiddelenbedrijf De Toren’, gevestigd aan de Veerstraat. ‘Meneer’ Van der Meer van de Toren kwam wekelijks het briefje van de boodschappen ophalen om vervolgens later die dag de boodschappen af te leveren.
Heimwee en eenzaamheid
Mijn moeder moet in die tijd echt ontzettend veel last van heimwee en eenzaamheid hebben gehad. Dat werd nog eens versterkt door het gemis van de dagelijkse dingen van ‘daar’. Zoals het eten. We kunnen het ons nu niet meer voorstellen, want vandaag de dag zijn vrijwel alle tropische ingrediënten volop verkrijgbaar, maar toen was dat een zeldzaamheid. Ik kan me nog herinneren hoe blij mijn moeder was toen ze op een gegeven moment de hand had weten te leggen op een blokje trassi. Trassi is geperste, gedroogde garnalenpasta uit Indonesië en min of meer onmisbaar in de Indische keuken. En helemaal (althans voor mijn ouders) onmisbaar bij de bereiding van sambal. Het ‘nadeel’ van trassi is echter dat wanneer het wordt verwarmd, dus wordt verwerkt in een gerecht, het een zeer penetrante en voor hen die niet bekend zijn met de Indische keuken zeer vieze geur verspreidt.
Ik weet nog dat mijn moeder met een stralende glimlach in ons kleine keukentje in de Hoolboomstraat sambal ging maken, en nu eindelijk voor het eerst mét trassi. Maar na enkele ogenblikken verdween haar glimlach; demonstratief werden namelijk met een ferme ruk de ramen en deuren van de naburige huizen gesloten en vervolgens werd er aangebeld. Boze buurtgenoten bleken niet gediend van die ‘walgelijke’ geuren uit mijn moeders keuken.
Uiteindelijk is het goed gekomen: met de buurtgenoten, met die trassi én met mijn moeder. Na enige tijd ontstond er steeds meer wederzijds begrip, volgde er steeds meer wederzijdse acceptatie en ondervond mijn moeder steeds meer vriendelijkheid en behulpzaamheid. Het heeft enige tijd nodig gehad, maar later zou ze herhaaldelijk tegen me zeggen dat ze blij was dat ze in Nederland ‘terecht waren gekomen’. Het leven was hier goed, vond ze. Maar haar belangrijkste argument was: hier hebben mijn kinderen immers meer kansen en veel betere toekomstmogelijkheden.
Later zou ze herhaaldelijk tegen me zeggen dat ze blij was dat ze in Nederland ‘terecht waren gekomen’.
De kazerne als bindmiddel
Voor mijn vader was het proces van aanpassing en integratie een stuk gemakkelijker. Dat had natuurlijk voor een belangrijk deel te maken met het feit dat hij als werkende man (vrouwen werkten in de jaren vijftig niet of nauwelijks!) veel meer deel uitmaakte van het maatschappelijke Nederlandse leven en dus voortdurend met andere mensen in contact kwam. Daarnaast was hij werkzaam bij een hiërarchisch instituut als het Nederlandse leger, waardoor hij niet alleen binnen de kazernemuren, maar ook vaak daarbuiten met enig respect door mensen tegemoet werd getreden (officieren en onderofficieren droegen toen niet alleen binnen maar ook buiten de kazerne hun uniform).
Mijn vader! De man tegen wie ik als kind zo enorm opkeek! Uitgescholden door wildvreemden
Dit neemt overigens niet weg dat ook mijn vader enorm moest wennen aan de Nederlandse directheid, het onbegrip (‘waar hij zo goed Nederlands had geleerd’, werd hem in het begin zeer regelmatig gevraagd) discriminatie én de scheldpartijen die, als hij over straat liep, hem weleens ten deel vielen. ‘Zwarte’, ‘Poepchinees’ en ‘aap’ waren de meest gangbare scheldwoorden die toen te horen waren; meestal geuit door opgeschoten jeugd die zich vervolgens snel uit de voeten maakte. Ik weet nog dat ik dat als kind lopend aan de hand van mijn vader een keer meemaakte. Ik moet toen een jaar of vijf of zes zijn geweest en mocht met hem mee naar ‘de stad’, zoals we dat thuis noemden. Die ‘stad’ was uiteraard Leiden. En toen gebeurde het (later heb ik gereconstrueerd dat het op de Haarlemmerstraat geweest moet zijn); dat mijn vader zomaar, uit het niets, werd uitgescholden. Ik was werkelijk volkomen verbijsterd… Mijn vader! De man tegen wie ik als kind zo enorm opkeek! Uitgescholden door wildvreemden voor ‘zwarte aap’ die ’terug moest naar zijn eigen land’! Het voorval heeft, zoals blijkt uit het feit dat ik het me nu nog haarscherp kan herinneren, een enorme impact op me gehad.
Rijsttafel
Ondanks de negatieve ervaringen verliep het proces van aanpassing en integratie bij mijn vader toch relatief gemakkelijk en snel. En dit proces werkte in zijn geval ook nog eens andersom. Zoals gezegd, was hij werkzaam in de Leidse Doelenkazerne. Hij was daar militair-instructeur ‘in de voedingsleer’, zoals dat toen werd genoemd. De Doelenkazerne, in de binnenstad van Leiden (waar nu de opleiding Talen & Culturen van Japan & Korea van de universiteit is gevestigd), was van 1818 tot 1980 in gebruik als kazerne van het Nederlandse leger. Na de Tweede Wereldoorlog, toen mijn vader er werkte, was daar de koksschool van defensie gevestigd. Dienstplichtige militairen werden er opgeleid tot koks die in de kazernes in het hele land de Nederlandse militairen dagelijks van een goede, voedzame en liefst gezonde maaltijd moesten voorzien. Daar droeg mijn vader zijn steentje aan bij. En op een bepaald moment zelfs op een bijzondere manier. Het is gelukkig ook op een foto vastgelegd: namelijk dat hij de Nederlandse koks in opleiding een heuse Indische rijsttafel leerde bereiden! Op een foto die gemaakt moet zijn in 1954 of 1955 zien we in de Doelenkazerne het resultaat van dit ‘omgekeerde aanpassingsproces’: een lange, gedekte tafel met daarop… schalen witte rijst, kroepoek en andere heerlijke gerechten uit de Indische keuken.
En ik moet eerlijk zeggen dat het anno 2023 nog steeds een gedachte is waar ik vrolijk van word: dat dankzij mijn vader de dienstplichtige militairen in de Nederlandse kazernes kort daarna wellicht met enige regelmaat een heerlijke Indische rijsttafel als welkome afwisseling op het eentonige menu hebben genoten."
Plaats een reactie
Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?
Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.
Ontvang de laatste verhalen in je mailbox
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!
8 reacties
Mooi en zeer onderkoeld geschreven! Dit stuk geschiedenis is altijd erg onderbelicht gebleven!
De Nederlanders moeten weten dat deze 1e generatie alles heeft moeten terugbetalen aan de Nederlandse regering. Denk daarbij aan de reis, onderdak etc.
Prachtig verhaal Reggie hoop dat de mensen begrijpen wat jou ouders meegemaakt hebben, veel onbegrip voor jullie cultuur wat trouwens de Ambonezen ook meemaakte! alles gedaan voor Nederland en daarna als derde rangs burger behandeld. Hopelijk heb jij het iets anders ervaren en een goede jeugd gehad.
Je tovert een glimlach op mijn gezicht Reggie omdat je vlijmscherp neer pent hoe het was en wederom aantoont dat 'eten' een brug is tussen mensen. De pijn van toen kan nu het medicijn van vandaag zijn.
Reggie , wat een prachtig.verhaal. Mijn Indonesische schoonouders studeerden aan de universiteit in Leiden bij het latere KIT en ik kreeg veel herinneringen mee via mijn vrouw. Vlak voor zijn op handen zijnde promotie verloor hij zijn baan vanwege de Nieuw Guinea crisis. Ik wist dat pas veel later toen ik trouwde met zijn dochter. Wat was dat een erudiete en aardige man, die zelfs het verlies van zijn werk met waardigheid verwerkte. Het feit dat hij zijn baan verloor aan het Presidium Libertatis, blijft zelfs voor mij als oud Alumnus nog steeds een pijnlijke open wond.
Wat mooi hoe je de (soms pijnlijke) ervaringen zonder verwijt of rancune beschrijft. Ik hoop dat veel mensen dit kunnen lezen. Ik lees vergelijkbare ervaringen van mijn voorouders die 4 generaties lang als Indonesische jongens naar Nederland kwamen (werden gestuurd)om daarna als blanken met een bruine huid in Indonesië terug te komen. De ene rolde ogenschijnlijk gemakkelijk door die dubbele assimilatie heen, de ander werd verbitterd en wraaklustig. En de bewaarde reacties op hen door Belanda, Indo's en Europeanen zijn zo tekenend voor hoe mensen ook kunnen zijn liefdevol en doodsbang.
Ik heb net bij het opruimen bij mijn moeder een factuur gevonden van de KLM waar ze de overtocht zelf heeft moeten betalen f 1.400 gulden
Lieve Reggie, Wat een mooi stuk en wat leuk om te zien hoe je op je vader lijkt...Ik snap dat je trots bent en ik denk ook andersom!