Naar overzicht

Trekvaarten in Zuid-Holland

Marca Bultink
— 4 reacties

De trekschuit. Een suffer imago kan een vervoermiddel bijna niet hebben. Al in de 19de eeuw werd grappend gezegd ‘Die is zeker met de trekschuit gekomen’, over lieden die niet helemaal bij de tijd waren.

Bekend is ook de tirade van Nicolaas Beets in zijn Camera Obscura (1839). De trage trekschuit stond symbool voor alles wat er mis was met zijn vooruitgang vrezende tijdgenoten. ‘Er zijn menschen die door te veel in een trekschuit te varen, lafhartig, kruiperig, gierig, koppig en kwelgeesten zijn geworden.’ Wat Beets betreft kon het spoorwegnet in Nederland niet snel genoeg worden uitgebreid. Zijn smeekbede werd verhoord; binnen enkele decennia had de trein de trekschuit nagenoeg verdrongen als vervoermiddel. Einde verhaal? Nee, want het verhaal van de trekschuit, de ‘intercity van de Gouden Eeuw’, is een boeiend stuk geschiedenis en ook vandaag de dag is er nog genoeg te ontdekken langs en op de oude trekvaarten. In de provincie Zuid-Holland zijn de trekvaarten daarom aangewezen als zogeheten erfgoedlijn.

 

Leiden, met op de achtergrond de Marepoort. Vanaf hier vertrokken de trekschuiten naar Haarlem via de Haarlemmertrekvaart. Schilderij van Paulus la Fargue uit 1778 (Stedelijk Museum De Lakenhal, Leiden)

Openbaar vervoer: een innovatie!

Trekschuiten, in de zin van schepen die door mens- of paardenkracht worden voortgetrokken (‘gejaagd’) bestaan waarschijnlijk al zo lang als er schepen bestaan. Nieuw was dat er na 1630 speciaal kanalen werden gegraven en ingericht voor dit trekschuitenvervoer, onder meer door de aanleg van bruggen en jaagpaden.

Door de spectaculaire economische groei in de vroege zeventiende eeuw groeide de behoefte aan regelmatig en beter georganiseerd openbaar vervoer. Ondernemende stadsbesturen speelden hier op in. De eerste Hollandse trekvaart werd in 1631 aangelegd tussen Amsterdam en Haarlem, op initiatief van beide steden die gezamenlijk de investering op zich namen. Andere verbindingen volgden snel daarna.

 

(Kaart: Erfgoedhuis Zuid-Holland)

Regels en toezicht

In 1636 werd het traject tussen Rotterdam en Delft in gebruik genomen en in 1637/1638 volgde de dienst vanuit Den Haag naar Leiden en Delft. De steden namen zelf het initiatief voor een trekschuitverbinding, financierden die en bepaalden het tarief voor het vervoer en de frequentie van de dienst. Ze stelden toltarieven in voor wie gebruik wilde maken van het jaagpad en stelden voorschriften op over inrichting van de schepen en de wijze waarop de dienst moest worden uitgevoerd.

Roken aan boord was bijvoorbeeld doorgaans verboden, tenzij alle passagiers in het roken toestemden. De steden stelden ook gedragsregels op voor de schippers en de jaaglieden. Het toezicht vond plaats door Commissarissen, functionarissen die door de steden waren aangesteld. De trekschuiten waren in principe exclusief bedoeld voor personenvervoer, voor vracht was men aangewezen op de marktschuit of beurtschipper. Maar er bestonden ook mengvormen waarbij de scheiding tussen personen- en vrachtvervoer minder strikt was.

Abtswoude, aan de Schie. Jaagbruggetjes hebben aan de waterzijde een verlaagde brugleuning, zodat het jaagtouw daar niet achter kan blijven haken. (Foto: Erfgoedhuis Zuid-Holland)

Stedelijk netwerk

De opening van de Haarlemmertrekvaart (ten noorden van Lisse de Leidsevaart geheten) in 1657 betekende dat er een doorgaande verbinding werd gerealiseerd van Amsterdam via Haarlem en Leiden naar Den Haag, Delft en Rotterdam. Een jaar later werd de door Gouda gewenste verbinding met Amsterdam geopend, maar deze heeft het succes van de route via Leiden en Delft nooit kunnen evenaren, ook al omdat een trekschuitverbinding tussen Gouda en Rotterdam niet van de grond kwam.

Daarnaast werden nog enkele kleinere trekvaarten aangelegd, zoals de verbinding tussen Delft en Maassluis in 1645 en tussen Delft en Vlaardingen in 1657. In 1664 tenslotte werd een jaagpad aangelegd langs de Oude Rijn tussen Leiden en Utrecht, zodat ook hier een trekschuitdienst kon starten.

 

Luchtopname van de Haarlemmertrekvaart naar het Noorden toe gezien, met rechts de Klinkenbergerplas. De Haarlemmertrekvaart/Leidsevaart is grotendeels nieuw gegraven en kaarsrecht aangelegd. (Foto: J.F.L. Willod Versprille)

Infrastructuur

Bij de aanleg van de trekvaarten werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande waterwegen. De Haagse Trekvliet tussen het Spui en de Vliet bestond al sinds 1345 als afwateringskanaal en ook de Rotterdamse en Delfshavense Schie kenden een middeleeuwse oorsprong. Wat de aanleg complex maakte was dan ook meestal niet de verbinding op zich, maar de infrastructuur er omheen.

Om een jaagpad aan te leggen moest met tientallen boeren en andere grondeigenaren worden onderhandeld. Die moesten niet alleen worden uitgekocht, maar stelden vaak aanvullende eisen, zoals bruggetjes, recht van overpad, recht op vrije doorvaart, tolvrijdom enzovoort. Sommige boeren waren gewend om hun vee aan weerszijden van het water te weiden en eisten een wed, een doorwaadbare plaats waar het vaarwater niet uitgediept mocht worden. Dit alles kon jaren in beslag nemen en vergde flinke investeringen.

Aan het jaagpad langs de Vliet ten zuiden van Rijswijk ligt het (stoom)gemaal van de Plaspoelpolder uit 1873. In de berm is een rolpaal te zien, die diende om trekschuiten de bocht om te trekken zonder dat de schuit naar de wal dreef. Iets verderop langs het Jaagpad ligt de herberg Vlietzigt. (Foto: Erfgoedhuis Zuid-Holland)

Intercity van de Gouden Eeuw

Dat er een grote behoefte aan openbaar vervoer was, blijkt wel uit de frequentie waarmee de trekschuiten gingen varen. Tussen Delft en Rotterdam werd een uurdienst onderhouden van ’s morgens vroeg tot halverwege de avond, plus een nachtschuit én een extra vroege schuit. Dat komt neer op 13 à 15 schuiten elke dag, in beide richtingen, dag in dag uit (behalve zondags).

Per schuit konden maximaal 36 personen mee. Omdat de inkomsten uit pacht en vervoer nauwkeurig in de stedelijke administratie werden bijgehouden, weten we dat alleen al op het traject Delft-Rotterdam jaarlijks gemiddeld 120.000 passagiers werden vervoerd. Ook op de trajecten Haarlem-Leiden, Leiden-Delft en Den Haag-Delft ging het om dit soort aantallen.

De schuiten vertrokken stipt volgens dienstregeling en kwamen doorgaans ook op tijd aan. Geen wonder dat buitenlandse bezoekers in de 17de en 18de eeuw vol lof waren over de trekschuit, die figureert in veel bewaard gebleven reisverslagen. Aanvankelijk zaten alle passagiers in de open lucht of onder een dekzeil, ‘de tent’ geheten. Maar na 1700 konden reizigers kiezen tussen twee klassen, ‘het ruim’ en ‘de roef’, de laatste was het meest comfortabel.

De kosten voor een kaartje waren laag, tussen Delft en Rotterdam was dat 5 stuivers (kinderen half geld) en brede lagen van de bevolking namen de trekschuit. Het is geen toeval dat een populair literair genre uit die tijd het ‘schuitepraetje’ heette. Schuitepraetjes waren pamfletten waarin actuele kwesties werden besproken of op de hak genomen, in de vorm van een fictief gesprek tussen, bijvoorbeeld, een boer, een koopman en een deftige Heer, die met elkaar in gesprek raakten tijdens een reis met de trekschuit.

Het einde van de trekschuit

Meer dan 200 jaar was de trekschuit onlosmakelijk verbonden met de Hollandse cultuur en het openbare leven. Toen in de loop van de 18de eeuw de economie achteruitging, nam ook het trekschuitvervoer steeds verder af. In 1839 reed de eerste trein tussen Amsterdam en Haarlem en toen deze spoorlijn in 1847 werd doorgetrokken via Leiden en Delft naar Rotterdam was het definitief gedaan met de trekschuit. Opvallend genoeg volgde de spoorlijn grotendeels het tracé van de trekvaart en werden veel van de stations aangelegd in de nabijheid van de oude afvaartplaatsen.

De Volkstrekschuit omstreeks 1850. Ook in de eerste jaren na de komst van de trein bleef de trekschuit nog voor velen een belangrijk vervoermiddel. (Collectie: Scheepvaartmuseum Amsterdam)

De trekvaarten als maritiem cultuurlandschap

Wat kun je vandaag nog terugvinden van de trekvaarten? Allereerst het netwerk van vaarwegen zelf, dat we in zijn geheel als een maritiem cultuurlandschap kunnen beschouwen. Voor een belangrijk deel is dat nog in gebruik en bevaarbaar. Op de Schie en de Vliet vindt nog steeds beroepsbinnenvaart plaats. Op de Haarlemmertrekvaart is dat niet meer het geval, maar die is met kleine sloepen nog steeds goed beleefbaar vanaf het water.

Langs de trekvaarten vinden we nog volop de structuur van de oude jaagpaden, tegenwoordig veelal in gebruik als fietspad, soms als autoweg. Gebouwd erfgoed dat aan de ooit roemrijke trekvaart herinnert is er gelukkig ook nog voor handen. Het veerhuis in Overschie, het tolhuis bij Oegstgeest en het Commissarishuis aan de Vliet bij Zoeterwoude zijn enkele voorbeelden. Verder resteert er nog allerlei erfgoed dat afzonderlijk niet zo opvallend is, maar in relatie tot de trekvaart zijn betekenis krijgt, zoals grenspalen, rolpalen en de locaties van oude herbergen.

Tip: Erfgoedkaart Trekvaarten

De trekvaarten in Zuid-Holland en het hiermee verbonden erfgoed ontdekken? Bestel gratis de Erfgoedkaart Trekvaarten op de website van Erfgoedhuis Zuid-Holland. Of bekijk de digitale bladerversie van de Erfgoedkaart.

Tekst: Marca Bultink en Ad van der Zee

Over de auteur

Marca Bultink is neerlandicus en werkt als freelance journalist en communicatieadviseur. Zij is actief voor organisaties in de Duin- en Bollenstreek op het gebied van cultuurhistorie en landschap. Daardoor is zij betrokken bij tal van projecten op het gebied van cultuurhistorie, erfgoed, monumenten, landschap, ruimtelijke ordening, de bloembollensector en recreatie en toerisme. Zij publiceert boeken en is een veelgevraagd spreker over landschap en erfgoed van de bloembollencultuur.

4 reacties

Leendertroos1@gmail.dom 27 augustus 2021

Binnen de familie gaat het verhaal dat mijn overgrootmoeder (1886) met de trekschuit naar Rotterdam ging. Zij woonde in Slikkerveer. Ik kan nog nergens vinden hoe en vanwaar ze dan de trekschuit genomen zou hebben. Zou er ooit vanaf Slikkerveer een trekschuit gevaren kunnen hebben? Iemand die dit weet?

Carla Oldenburger 30 augustus 2022

Het huis 'Aalsmeerder Veerhuis' aan de Sloterkade in Amsterdam heeft een gevelsteen uit 1634. het is eigendom van de Ver. Hendrick de Keyser en nog in herkenbare originele staat. Het huis komt niet voor in de Atlas van Trekvaarten van Zuid-Holland, hoewel andere veerhuizen in Amsterdam wel genoemd worden. Wat is de reden dat dit huis niet in het boek wordt genoemd? Het staat op de Sloterkade, vroeger de grens tussen Amsterdam en Sloten, is dat misschien de reden dat het origineel onder Sloten viel?

Redactie 22 september 2022

Beste Carla, ik heb dit even bij één van de samenstellers nagevraagd en hij geeft aan dat in een studie over waterwegen in en rond Amsterdam het zeker een prominente plek zou krijgen. Echter omdat het Aalsmeerder Veerhuis niet aan de routes Amstel-Ouderkerk-Gouda of Willemsplein-Haarlem ligt, de trekvaarten die in deze Atlas worden behandeld, staat deze er in deze Atlas niet tussen. Hopelijk is uw vraag hiermee beantwoord.

Carla van Schaik 25 juli 2023

Mijn opa schijnt met de trekschuit gelopen te hebben, tussen Delft en Den Haag. Weet u misschien of er ergens iets is bijgehouden van loonbetaling aan personeel, tussen 1900 en 1945?

Plaats een reactie

Verzenden

Ontdek meer

Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?

Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.

Ontvang de laatste verhalen in je mailbox

Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.