Naar overzicht

Zocherparken in Zuid-Holland

Marina Laméris
07 maart 2018

Een Zocherpark herken je meteen en toch is ieder park uniek. De Zochers waren meer dan 100 jaar lang actief en stonden aan de basis van een groot aantal parken in Zuid-Holland en daarbuiten.

De Zochers genoten grote bekendheid en waren ongekend populair, ‘fameus’, zoals dat heette. Ze werden gekarakteriseerd als getalenteerd, sober, werklustig en praktisch. Ze waren stijlvast en hun doel was eenduidig: mooie parken maken.

De Zochers zetten hun stempel op het groene aanzicht van Zuid-Holland met 45 buitenplaatsparken, 14 stadsparken (zoals de Koekamp in Den Haag), vier villaparken (waaronder het Haagse Van Stolkpark) en een dierentuin (de voorganger van Blijdorp in Rotterdam). Hoewel hun werken verspreid over heel Zuid-Holland liggen, springen Den Haag, Rotterdam en Wassenaar er in de overzichtslijsten duidelijk uit.

Johann David Zocher senior

De doopsgezinde Zochers kwamen oorspronkelijk uit het Saksische Thurgau in Duitsland. Het was een geslacht van lakenwevers. Johann sr kwam rond zijn 20ste levensjaar naar Nederland. In het midden van de 18de eeuw was er al een familielid naar Nederland vertrokken, de tuinarchitect Christian Friedrich Zocher. Mogelijk was hij de voortrekker voor het vertrek van Johann naar Nederland. Ook de Duitse tuinarchitect Johan Georg Michael (1738-1800) kan deze aanzet gegeven hebben. Hij werkte al in Nederland en hij was Johanns leermeester en in eerste instantie ook zijn baas.

Sr vestigde zich in Haarlem, alwaar hij in 1801 en 1802 de buitenplaatsen Vredenrijk en Rozenhagen kocht. Daar woonde hij met zijn gezin en kweekte hij bomen en vaste planten voor zijn parken en tuinen en voor de handel. Hij trouwde met de dochter van tuinarchitect Michael en kreeg in 1791 zijn zoon Johan David Zocher jr– verreweg de bekendste Zocher. 5 jaar later werd Karel Georg geboren, die ook in zijn vaders voetsporen zou treden.

In Zuid-Holland werkte sr op tien buitenplaatsen, zoals Vredenoord in Den Haag en Berbice in Voorschoten, en in het Haagsche Bos. Zijn eerst bekende werk in Zuid-Holland was Oosterbeek in Wassenaar, uit 1786. Dit park heeft al zijn typerende kenmerken, zoals op een ets van de bekende tekenaar en etser P.J. Lutgers uit 1854 te zien is. De afwisseling tussen open gazon, boomgroepen en slingerende, strakke oeverlijnen van de vijver zijn typerend voor Zocher sr. Ook de glooiende oevers zijn karakteristiek. De kleuren en de vormen van de verschillende bomen spelen een belangrijke rol in het schilderachtige karakter van het park, net als de spiegeling van de bomen in de vijver. Sr werkte in 1803 aan het park van Berbice, een 17de-eeuwse buitenplaats in Voorschoten. Hij maakte een zichtas vanaf het huis door het park en legde een grote, slingerende vijver aan. In de vijver ligt een eiland, eveneens een typerend Zocher-element.

De vijver met het eiland van het park van Berbice te Voorschoten (Foto Michel Mees, 2016 / Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Eigen kwekerij

Op de eigen kwekerij Rozenhagen in Haarlem werden heesters, bomen en andere vaste planten gekweekt, onder meer door ze te vermeerderen via enten. Het was in die tijd voor tuinarchitecten gebruikelijk om eigen bomen en planten te kweken om te gebruiken voor het realiseren van de tuin- en parkontwerpen. Ontwerp en aanleg waren doorgaans in één hand. De Copijnen, maar ook de schoonvader van Zocher sr, Michael, hadden eveneens hun eigen kwekerijen. De kwekerij was een zelfstandig bedrijf en heette Zocher en Compagnie. Na een fusie in 1833 met de beroemde kwekersfamilie Voorhelm Schneevoogt werd de firma J.D. Zocher en Voorhelm Schneevoogt genoemd. Vanaf die tijd werden er ook bloembollen en knolgewassen geteelt.

Vanaf 1830 zijn er catalogi bewaard gebleven waardoor bekend is wat er precies gekweekt werd. Daaruit is gebleken dat het assortiment bestond uit zeldzame en fraaie soorten en veel uitheemse bomen en planten. De Zochers stonden zich erop voor dat ze veel nieuwe planten- en bomensoorten toepasten in hun ontwerpen. Deze exoten werden dus voor een groot deel op hun eigen kwekerij gekweekt en vermeerderd.De kwekerij werd, onder verschillende handelsnamen, voortgezet tot 1918. Toen werden de gronden verkocht en maakte de kwekerij plaats voor een woonwijk.

Johan David Zocher jr

Johan (Jan) David Zocher jr (1791-1870) hield zich niet alleen bezig met tuin- en landschaparchitectuur, maar maakte ook naam als architect. Hij was een alleskunner. Hij deed op zijn 18de mee aan een prijsvraag, de 'Prix de Paris' van koning Lodewijk Napoleon. Hij was een van de winnaars en mocht in Parijs studeren. Na Parijs ging hij naar Rome om de klassieke architectuur te bestuderen; dat was in zijn tijd gebruikelijk. In 1817 keerde hij terug naar Nederland en vestigde hij zich in Haarlem, op de kwekerij Rozenhagen.

In die begintijd ontwierp hij vooral voor locaties in de buurt, maar ook onder meer in 1818 de familiegraftombe voor Van Nellesteyn in Leersum (op de Utrechtse Heuvelrug). In 1828 vormde hij de buitenplaats Akendam in Haarlem om tot begraafplaats; op deze begraafplaats is hij, net als zijn zoon Louis Paul, begraven. Al gauw kwamen de opdrachten uit heel Nederland; rond 1845, rond zijn 55ste, was zijn carrière op zijn hoogtepunt.

Zocher jr. werd zeer hoog gewaardeerd, niet alleen als tuinarchitect, maar ook als bouwkundig architect. Hij was lid van verschillende academies en werd in 1845, ter gelegenheid van de opening van zijn koopmansbeurs aan het Damrak in Amsterdam, tot ridder benoemd. Voor zijn werk aan het Amsterdamse Vondelpark ontving hij een gouden horloge.

In totaal werkte Zocher jr. in Zuid-Holland aan 23 projecten. Dat waren voor het overgrote deel buitenplaatsen, zoals bijvoorbeeld Vreugd en Rust in Voorburg, de Keukenhof in Lisse en Duivenvoorde in Voorschoten. Het park van de 17de-eeuwse buitenplaats Dordwijk werd halverwege de 19de eeuw opnieuw aangelegd naar ontwerp van Zocher jr. Het is een representatief park voor jr. De watergang 'stroomt' als een beek door het park. De oevers zijn glooiend. Het hoogteverschil is gemaakt door gebruik te maken van de grond die uitgegraven is voor de beek.

Karel Georg en Louis Paul

Jr's broer Karel Georg (1796-1863) was nog minderjarig toen zijn vader overleed; Jr kreeg de voogdij en Karel kwam in de firma te werken, die Jr van zijn vader erfde. Hij delegeerde veel werk naar Karel, die dat naar zijn mening prima aankon. Karel vestigde zich rond 1839 zelfstandig als (tuin)architect in Utrecht. Hij werkte onder meer aan het omvormen van de stadswallen van Tiel, Middelburg en Hoorn tot wandelpark. In Zuid-Holland is slechts één ontwerp bekend uit zijn zelfstandige tijd, namelijk zijn ontwerp voor de niet meer bestaande buitenplaats Welbehagen in Rotterdam.

(Tuin)architect Louis Paul (1820-1915) kwam al jong in de leer bij zijn vader en ontwikkelde zich snel als zijn assistent. Dat is ook niet verwonderlijk. Gezien de vele opdrachten die zijn vader verwierf, was zijn hulp broodnodig. Vanaf 29-jarige leeftijd werd hij vennoot van de firma van zijn vader, die toen J.D. en L.P. Zocher ging heten. Ze werkten aan de meeste projecten nauw samen, al hoewel Louis Paul zich minder met gebouwen bezighield dan zijn vader. Er zijn circa 30 gezamenlijke ontwerpen bekend.

De ontwerpen werden gesigneerd met 'Zocher' of de firmanaam. Daarom is het niet duidelijk wie van de twee voor welke ontwerpen verantwoordelijk was. Louis Paul nam vanaf 1855 steeds meer het werkbezoek van zijn vader over. Reizen was in die tijd vermoeiend en zijn vader was inmiddels al 65 jaar oud. Hun laatste gezamenlijke grote werk was het Amsterdamse Vondelpark, waarvoor ze in 1864 de opdracht ontvingen en waar ze zo’n 13 jaar aan werkten.

Het park van Dordwijk in Dordrecht, aangelegd naar ontwerp van Zocher jr. (Foto uit 2006 door Chris Booms / Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Zocher jr ontwierp na zijn vaders dood nog vele buitenplaats- en stadsparken, onder meer het Haagsche Bosch in Den Haag. Voor dit park koos hij de gemengde stijl, die aan het einde van de 19de eeuw in zwang raakte. Hij zette ook de kwekerij voort. Zijn dochters hielpen hem in de zaak. Johanna Jacoba, de oudste, vergezelde hem op zakenreizen, bijvoorbeeld naar Engeland voor de bollen- en bloemenhandel. Maria Elisabeth werkte op de kwekerij.

Samen met zijn vader werkte hij in Zuid-Holland aan zo’n tien en zelfstandig aan acht projecten. Op de Wassenaarse buitenplaats Zuidwijk na zijn dit stads- en villaparken, waaronder Het Park bij de Euromast in Rotterdam. Hij ontwierp ook in 1884 de waterpartijen en het stratenpatroon van het Agnetapark in Delft, dat bebouwd werd met woningen voor de arbeiders van de Gist- en Spiritusfabriek.

Louis Paul was zeer ondernemend. Hij stichtte in 1864 de eerste conservenfabriek van Nederland. De fabriek was tot 1909 op de kwekerij gevestigd en heette Haarlemsche Maatschappij tot het Verduurzamen van Levensmiddelen. Daarnaast was hij betrokken bij onder meer een inrichting voor warme en koude baden in Haarlem en het kunstmatig telen van oesters in Zeeland.

Vanwege zijn slechte zicht moest hij vanaf 1890 het werk neerleggen. Zijn opvolger was Jacobus Johannes Kerbert (1849-1931), die al sinds 1867 vennoot van de firma J.D. Zocher en L.P Zocher en sinds 1868 van de kwekerij was. Na de dood van Louis Paul, in 1915, kwam Kerbert er alleen voor te staan en 2 jaar later beëindigde hij beide firma’s.

Het ontwerp van J.D. Zocher sr voor het Haagsche Bos uit 1809 (Collectie Haags Gemeentearchief)

Landschapsstijl

De Zochers ontwierpen in de landschapsstijl. De oudste parken, van Zocher sr, zijn in de vroege stijl ontworpen, vervolgens zijn de meeste parken in de late stijl ontworpen. De jongste parken, van de hand van Louis Paul, zijn beïnvloed door de gemengde stijl, waarbij de landschapsstijl werd gecombineerd met een meer strakke, geometrische stijl.

Van alle tuin- en landschapsarchitecten die in Nederland in de landschapsstijl werkten, genieten de Copijnen en de Zochers veruit de meeste bekendheid. Andere belangrijke vak- en tijdgenoten waren Lucas Pieters Roodbaard (1782-1851), die vooral in de noordelijke provincies werkte en Hendrik van Lunteren (1780-1848), die vooral in Utrecht werkzaam was. Jan David jr is één van de belangrijkste en meest productieve vertegenwoordigers van de late landschapsstijl in Nederland. Hij was stijlvast, maar niet om een theoretische reden; hij was een praktische doener. Zijn doel was om een mooi resultaat te bereiken, niet zozeer om de letters van de stijlwet te volgen.

In de ontwerpen werd ernaar gestreefd om een 'arcadisch', dat wil zeggen landelijk en idyllisch, landschap te scheppen. Het moest er natuurlijk uit zien; alsof de hand van de mens er niet was geweest. In werkelijkheid heeft de ontwerper over ieder detail nagedacht. Het contrast tussen open weiden en gesloten bosjes, tussen licht en donker, tussen beslotenheid en vergezichten behoorde tot de kernkwaliteiten van de parken. Ook bij kleine parken werd hiernaar gestreefd. Het ideaal was stilte en harmonie.

Bij de vroege landschapsstijl, die populair was van ongeveer 1750 tot 1815, werd dit bereikt met kronkelpaadjes, kunstmatig opgeworpen heuvels, vijvers met eilandjes en hier en daar een waterval. Als sierelementen waren er follies (gebouwtjes voor vermaak), zoals ruïnes, hermitages (grotten waarin een kluizenaar 'leefde'), Turkse tenten en Chinese tuinkoepeltjes. In de ontwerpen van Zocher sr speelde het ontwerp van de paden een dominante rol. Hij tekende ze met een passer in, waardoor cirkelvormige patronen ontstonden. Een voorbeeld is zijn ontwerp voor het Bosch van Wijckerslooth te Oegstgeest uit 1806. Dit wandelbos maakte hij in opdracht van eigenaresse Anna Margaretha van Royen. Het bos zat vol met kronkelende paden en slingerende vijvers. Ook het ontwerp voor het Haagsche Bos uit 1809 heeft strakke, rond vormgegeven paden.

Het hertenhuis van Vreugd en Rust, een ontwerp van Zocher jr op een foto uit 1866 (Collectie Haags Gemeentearchief)

Late landschapsstijl

De late landschapsstijl, populair van 1815 tot 1870, kende veel meer 'lange lijnen' met weidse doorzichten en grote gebaren met langgerekte, slingerende vijvers. Ook hier zijn hoogteverschillen aangebracht en er stroomden natuurlijk ogende beken. De nadruk lag op fraaie uitzichten over een vijver of een weide. In tegenstelling tot de vroege stijl van sr, waar weiden vooral voor de sier aanwezig waren, waren de weiden bij jr voor vee en herten. Op deze manier wilde hij een landelijk, pastoraal gevoel oproepen.

Tussen weiden en park stonden onzichtbare hekken: in plaats van hekken zijn er greppels en andere hoogteverschillen aangebracht waardoor het vee niet uit de weide kan. Omdat dit vanaf een afstand niet te zien is, lijkt het landschap ononderbroken door te lopen. Als een wandelaar de greppel ontdekt, zegt hij 'aha, nu begrijp ik het'. Daarom worden deze afscheidingen 'Aha’s' of 'ha-ha’s' genoemd.

Voorlinden te Wassenaar is een voorbeeld hiervan. Zocher jr liet voor het huis een grote weide voor grazend vee aanleggen. Zo was het huis vanaf allerlei plekken goed zichtbaar. De weide en het gazon voor het huis leken in elkaar over te vloeien. Toch waren weide en gazon gescheiden; in dit geval door een vijver. Zo kon het vee niet bij het huis zonder dat er een hek geplaatst hoeft te worden. Vlak voor het dienstgebouw (links) was een grote heesterpartij geplant. Deze heesters zorgden ervoor dat het bijgebouw grotendeels uit het zicht bleef. Zo lag de nadruk op het hoofdhuis en sprongen ‘lelijke’ dienstgebouwen niet in het oog.

De Horsten in Wassenaar. Deze foto is in 1872 vanaf de Seringenberg genomen. (Collectie Gemeentearchief Wassenaar)

Bij de late stijl werden minder pittoresque gebouwtjes dan bij de vroege stijl toegepast. De meeste bouwwerken hadden een functie binnen de buitenplaats en binnen het parkontwerp, zoals bruggen, dierenverblijven en tuinmeubilair. Een neoklassieke of neogotische stijl werd geprefereerd; later werd ook de Zwitserse chaletstijl populair en kwam het Japonisme op. In de ontwerpen van Zocher jr zijn vooral de vergezichten en de vrije vormgeving typerend. Zijn parken ogen groter en ruimer dan ze in werkelijkheid zijn, ook omdat hij goed gebruik maakt van het landschap om de parken heen. Dit heet 'borrowed landscape': de omgeving wordt als het ware geleend, gebruikt, om zo mooie en zo bijzonder mogelijke uitzichten te realiseren.

Figuurtjesleggerij

De nadruk op de grote lijnen kwam ook tot uitdrukking in het beplantingsplan. Jr. hield zich weinig bezig met bloembeplantingen; hij vond ze zelfs overbodig. Hij streefde naar een natuurlijk ogende aanleg en bloemperken vond hij daarin niet wenselijk. Bloemperken inrichten noemde hij denigrerend 'figuurtjesleggerij' en 'mozaïekwerk'. Hij vond het patroon van een perk 'geschikt voor vloertegels', maar niet voor levende planten.

Opdrachtgevers en hun tuinbazen vulden bloemenperken doorgaans zelf in, net als boomgaarden en moestuinen. Deze functionele onderdelen werden als noodzakelijk kwaad beschouwd. Daarom bemoeide Zocher jr. zich daar niet mee. Hij legde zijn paden er simpelweg omheen en liet de inrichting over aan de tuinbaas.

Zijn zoon Louis deelde zijn mening. Van hem is de uitspraak bekend: "Als ik dat geknoei maar niet in mijn eigen tuin hoef te hebben." De Zochers vonden bloemen en kleuren overigens wel belangrijk, maar zochten dat vooral in bloemdragende heesters en bomen, zoals azalea’s en tulpenbomen. Ook met tuinsieraden, zoals beelden en siervazen, hadden de Zochers zich niet veel mee op; die keuze werd eveneens aan de eigenaars en de tuinbazen overgelaten. Karels stijl was vergelijkbaar met die van zijn broer en jongere neef, maar hij had veel meer aandacht voor bloemperken en hield zich wèl bezig met het ontwerp van moestuinen.

Detail van de kaart die J.D. Zocher jr en zijn zoon L.P. in 1854 maakten voor Kasteel Keukenhof. Hoewel in het park de bloembollen nu de hoofdrol spelen is de parkaanleg van de Zochers nog steeds aanwezig. (Collectie Stichting Graaf Carel van Lynden)

Kleurrijk en natuurlijk

De hoofdopzet van Zocher jr’s parken is doorgaans vergelijkbaar, ongeacht de omvang of vorm van het park. Grote waterpartijen zijn een van de belangrijkste sfeerbepalers van een park. De slingervijver is steevast een centraal element, dat de rondwandeling door het park in hoge mate – meer dan de paden – bepaalt. De oevers zijn strak en glooiend. Grote bomen spiegelen in het water; de spiegelfunctie van waterpartijen is een belangrijk aspect van een Zocherpark.

Er zijn veel verschillende soorten bomen. Zo is met een grote verscheidenheid aan kleuren, groottes en vormen een schilderachtig geheel gemaakt, dat er in ieder seizoen anders uitziet. Het is deze verscheidenheid waar de Zochers naar streefden, want dit was ‘net als de natuur’. Zo werden heesters ook niet naar soort of kleur geplant, maar gemengd; het kleurrijke resultaat werd beschouwd als natuurlijk. De Zochers, praktisch ingesteld, hadden ook geen collectievorming, zoals een arboretum of pinetum, voor ogen: hun doel was om een ‘smaakvol en artistiek’ park te maken dat de opdrachtgever zou behagen.

Gras: maai niet te vaak

De grasvelden in Zocherparken zijn niet bedoeld als strak gemaaide gazons. In de tijd van de Zochers werden grasvelden slechts een paar keer per jaar gemaaid. Dat zorgde voor veel weidebloemen en bolgewassen, zoals blue bells, konden zich goed vermeerderen. Daarom is het belangrijk om hiermee vandaag de dag rekening te houden door niet te vaak te maaien. Zo wordt het beeld dat de Zochers voor ogen hadden behouden. Niet alleen is dit belangrijk voor het beeld en de historie, maar ook is het bloemrijke gras dat zo ontstaat ecologisch van grote waarde.

Andere veel voorkomende ontwerpmotieven zijn een markant hoogteverschil, een solitaire boom op een driesprong en een wandeling om een ronde weide. Niet zelden had een heuvel ook een praktisch nut: als uitzichtpunt, maar bijvoorbeeld ook als ijskelder. Voor de beleving van deze bijzondere punten was er een verdichting in het aantal paden in de nabijheid van die plekken. De paden waren altijd van gravel of van zand.

Ook op De Horsten in Wassenaar is de hand van Zocher jr. zichtbaar. Hij ontwierp in 1840 het park Raaphorst in opdracht van prins Frederik. Je herkent Zocher aan het slingerende pad dat langs open weiden, vrijstaande bomen, boomgroepen en bosjes voert. De overgang tussen gras en beplanting is strak, net als de overgang tussen het gras en het pad.

Ontwerp van Zocher sr voor het Bosch van Wijckerslooth te Oegstgeest (Collectie Gemeentearchief Oegstgeest)

Parken bij buitenplaatsen

In de 19de eeuw lieten veel buitenplaatseigenaren parken in landschapsstijl aanleggen. Deze parken waren bedoeld om te genieten van de natuur door te wandelen, te vissen en te spelevaren. De Zochers legden vaak een of meer eilanden in een waterpartij, die met een bootje of een pontje bereikt konden worden. Veel oudere buitenplaatsen hadden al, soms eeuwenoude, parken. Doorgaans werd, afhankelijk van de wens van de opdrachtgever, helemaal opnieuw begonnen; soms werden de bestaande paden, bomen en vijvers als uitgangspunt genomen.

De Zochers begonnen bij voorkeur helemaal opnieuw. Terwijl sr in enkele gevallen bestaande bomenlanen in zijn nieuwe ontwerp opnam, vernieuwde jr vrijwel altijd het gehele stelsel van wegen en paden. Hij gebruikte daarvoor wel bestaande elementen. Zo werden bestaande watergangen, zoals een 'grand canal' of een ronde visvijver, vergraven tot slingervijver. Omdat deze waterpartijen meestal in de as van het huis aangelegd waren, liggen de slingervijvers ook vaak in een zichtas van het huis. Ook de rechte sloten langs de parken werden vergraven tot slingersloten. De sloten en vijvers verbeelden beken en rivieren die meanderen door het idyllische landschap van de Zochers.

Voorlinden in Wassenaar op een prent van P.J. Lutgers uit 1856 (Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Gebouwen op de buitenplaats

Hoe belangrijk de buitenruimte ook was, op een buitenplaats vormde het huis natuurlijk het belangrijkste element. Veel parken werden aangelegd bij bestaande huizen en dienstgebouwen. Zocher sr hield meer dan jr rekening met de bestaande bebouwing, maar bij beide stond het huis in het park centraal. Het was via zichtlijnen op verschillende plekken zichtbaar en ook andersom vanuit het huis naar het park waren er zichtlijnen naar belangrijke plekken in het park.

Dienstgebouwen, tuinmuren en boerderijen werden slechts zelden in die zichtlijnen opgenomen. Ze werden uit het zicht gehaald door beplanting. Zocher jr ontwierp zelf ook bouwwerken in de parken, zoals hekken, priëlen en bruggen, doorgaans in klassieke stijl, soms in neogotische of rustieke stijl. Zijn ideaal was dat alle elementen van park en gebouwde onderdelen een eenheid vormden en geheel op elkaar afgestemd waren.

Het ontwerp van de portierswoning van De Paauw te Wassenaar, aquarel uit circa 1840. De woning is er nog steeds (Collectie Gemeentearchief Wassenaar)

Stadswallen worden parken

In de 19de eeuw verloren de stadswallen hun verdedigingsfunctie; in 1874 werd in de Vestingwet bepaald welke vestingwerken konden worden ontmanteld. Tegelijk werd meer en meer erkend dat hygiëne in de stad, waaronder frisse lucht, van groot belang was voor de volksgezondheid. Dit werd in de Woningwet van 1901 vastgelegd. Hierin werd ook de aanwezigheid van groen bepaald.

Dit bracht twee nieuwe functies van 'de wallen' met zich mee: de voormalige bolwerken werden ingericht als wandelpark en als begraafplaatsen. Hiermee kwam het wandelen in de gezonde lucht voor de stadsbewoner op loopafstand. De Zochers ontwierpen zowel parken als begraafplaatsen, zoals Akendam te Haarlem in 1828 en Soestbergen in Utrecht in 1830. De begraafplaats Soestbergen werd nadrukkelijk ook bedoeld als wandelpark.

Vredenoord in Den Haag is een typerend Zocherpark (Foto Peter Verhoeff, 2016)

Hooggeplaatste klanten

De Zochers hadden hooggeplaatste klanten, onder wie Lodewijk Napoleon en Willem I. Sr werkte vanaf 1807 tot aan zijn plotselinge dood op 54-jarige leeftijd, in 1817, voor de vorsten; zijn zoon, jr, nam vervolgens dit stokje over. De Zochers werkten aan Soestdijk, Huis ten Bosch en Amelisweerd. Onder hun clientèle bevond zich een breed scala aan hogere burgerij, zoals kooplieden en bankiers, en adelijke opdrachtgevers.

Toch weten we relatief nog niet zo heel veel af van hoe ze werkten en voor wie. Dit komt omdat het archief van de Zochers niet bewaard is. Daardoor is er geen centraal punt waar het werk onderzocht kan worden en geen goed overzicht van hun werk. Wel weten we dat de relatie tussen de Zochers en hun opdrachtgevers doorgaans goed was. Klanten roemden hun werk en beschouwden de Zochers als de besten. Een park in landschapsstijl hoorde in die tijd op een buitenplaats. De Zochers inhuren was daarom onderdeel van het uitdragen van je status.

Neogotische kapel, gebouwd naar een ontwerp van Zocher jr, op begraafplaats Akendam in Haarlem (Foto Chris Booms uit 2005, Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Vrijheid

De Zochers gebruikten hun goede positie om vrijheid te bedingen bij de uitvoering van hun ontwerpen. Ze wilden de vrije hand houden tijdens de aanleg om details in het werk te kunnen bepalen en waar nodig wijzigingen door te voeren "mocht dit voor een goed effect noodzakelijk zijn" – zoals ze contractueel lieten vastleggen. Ze wilden niet slaafs aan hun plan gehouden worden. Ze legden vast dat de opdrachtgever hiermee instemde en zo zeggenschap inleverde.

De Zochers maakten vaak gratis en ongevraagd ontwerpen die ze naar potentiële opdrachtgevers stuurden. Dit was hun manier om nieuwe opdrachten te verwerven. Met dit eigen initiatief hoopten ze opdrachtgevers ertoe te verleiden om hun ontwerp uit te voeren. Hun honorarium werd binnengehaald door de vergoedingen voor de uitvoering die maanden lang werk voor tientallen werklieden kon opleveren. Deze uitvoering was in handen van goed geïnstrueerde en kundige meesterknechten; Zocher jr zelf kwam slechts een paar keer langs. De meesterknechten genoten daarom – mede omdat de ontwerpen niet zeer gedetailleerd waren en de Zochers contractueel hun vrijheid hadden gedongen – veel zelfstandigheid en vertrouwen.

Het Agnetapark in Delft, een ontwerp van L.P. Zocher uit 1882

Groene monumenten

Veel van de parken van de Zochers zijn beschermd als rijksmonument. Dit betekent dat de aanleg van paden, vijvers en boomgroepen, net als de gebouwde elementen zoals bruggen, beelden en prieeltjes, beschermd zijn en niet zonder meer gesloopt mogen worden. Ook is er rijkssubsidie voor het onderhoud. Toch betekent een monumentenstatus niet dat de staat van onderhoud goed is.

Er zijn veel parken die nodig onderhouden of zelfs hersteld moeten worden, bijvoorbeeld omdat ze gaandeweg helemaal dichtgegroeid zijn en de soortenrijkdom verminderd is omdat de sterke soorten geleidelijk gaan overheersen. De provincie Zuid-Holland stimuleert het onderhoud en herstel samen met een aantal gemeentelijke partners via het project Kwaliteitsimpuls Zocherparken

Deze brug op Duivenvoorde te Voorschoten is ontworpen door Zocher jr. (Foto Roel van Norel, 2009)

Betekenis van Zochers

De Zochers hebben het aanzicht van parken in Nederland in hoge mate bepaald. In het groene karakter van de landgoederenzone rond Den Haag spelen de Zochers een grote rol. Ze hebben een groot en herkenbaar oeuvre achtergelaten van hoge kwaliteit. Ondanks de gelijksoortige aanpak van het ontwerpen is ieder park uniek.

Hoewel hun werken lang niet allemaal in goede staat behouden zijn, is de oude grandeur altijd voelbaar – ook al is het soms door de vergane glorie heen. Als Louis Paul een mannelijke opvolger had gehad, dan was er vast geen einde gekomen aan de Zocher-dynastie. Spijtig genoeg stierf zijn enige zoon al vroeg, net als zijn oudste dochter. Mogelijk waren zijn nazaten anders nog steeds toonaangevend in de tuin- en landschapsarchitectuur. Gelukkig zijn er genoeg parken overgebleven om romantisch bij weg te dromen.

Tijdlijn van de Zochers

Bronnen

Korneel Asschman/Stichting Arcadië, Zogher, de fameuse aanlegger (Erfgoedhuis Zuid-Holland, 2016)

Handreiking Zocherparken

Naar aanleiding van onderzoek naar de historie en huidige staat van de Zocherparken is een handreiking opgesteld voor het beheer van de parken die gratis te downloaden is. 

Over de auteur

Marina Laméris is architectuurhistorica en is mede-eigenaar van bureau TasT, projecten voor tastbaar erfgoed. Ze schrijft regelmatig over cultureel erfgoed. Ze schreef in 2012 het boek De buitenplaats en het Nederlandse landschap en in 2016 Het Groene Goud. 50 jaar boomverzorging in Nederland.

0 reacties

Plaats een reactie

Verzenden

Ontdek meer

Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?

Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.

Ontvang de laatste verhalen in je mailbox

Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.