De pest, en met name de builenpest, wordt al beschreven bij het begin van onze jaartelling. Er zijn verschillende soorten pest, elk met zijn typische verschijnselen. Lymfeklieren zwellen op, zwarte builen barsten open, de zieke krijgt hoge koorts, hoest bloed op en is in bijna alle gevallen ten dode opgeschreven. In Geervliet zijn in de kerk en het stadhuis nog sporen te zien van de strijd tegen de 'Zwarte Dood'.
De pest, en met name de builenpest, wordt al beschreven bij het begin van onze jaartelling. Er zijn verschillende soorten pest, elk met zijn typische verschijnselen. Lymfeklieren zwellen op, zwarte builen barsten open, de zieke krijgt hoge koorts, hoest bloed op en is in bijna alle gevallen ten dode opgeschreven. In Geervliet zijn in de kerk en het stadhuis nog sporen te zien van de strijd tegen de 'Zwarte Dood'.
Ratten
Pestepidemieën teisterden ook Europa, tot in onze Gouden Eeuw toe. Men sprak van de ‘aenclevende sieckte’, de ‘zwarte dood’ of eufemistisch ‘de gave Gods’. De ziekte werd door de rattenvlo op de mens overgebracht. In West-Europa kwamen besmette ratten mee op schepen uit de tropen. Het duurde tot ver in de 19de eeuw eer men de bacterie ontdekte die de eigenlijke boosdoener was en een serum kon ontwikkelen. Te behandelen viel er niet veel. Men liet patiënten een zweetkuur ondergaan maar dat haalde weinig uit, evenmin als aderlaten, klisteren of het wegsnijden van de builen.
Pesthuizen
Speciale pestdokters beschermden zich tegen de ondraaglijke stank met in azijn gedoopte sponzen. Soms werd het gezicht beschermd met een masker, gevuld met kruiderijen. Vooral in steden, waar de bevolking dicht opeen leefde, hield de pest huis. In 1663/64 eiste de ziekte in Amsterdam ruim 24.000 slachtoffers, ruim 10% van de stadsbevolking. In onze streek (Voorne-Putten, red.) stierven in die jaren in Hellevoetsluis veel militairen aan de pest. In grotere plaatsen werden de lijders geïsoleerd in pesthuizen buiten de stadsmuren. Dat gebeurde ook in Brielle, weliswaar net binnen de wallen, maar (toen) ver buiten de bebouwing, op wat nu de kruising is van de Trompstraat en de Brigittenweg. Tussen 1661 en 1673 werden daar drie opeenvolgende pestmeesters aangesteld, die verplicht waren bij hun patiënten in het pesthuis te wonen.
Massagraven
De doden werden bij nacht in massagraven begraven. Bij gebrek aan vrijwillige doodgravers en lijkbezorgers werd deze taak soms opgedragen aan gevangenen of aan armlastigen, in dat laatste geval onder dreiging van inhouding van hun uitkering uit de armenkas. Waar medische kennis ontbrak zocht de vrome middeleeuwer zijn heil in zijn geloof. Alleen met Gods hulp was er redding mogelijk. Speciale ‘pest-heiligen’ werden daarbij als middelaar aangeroepen: Adrianus, Christophorus, Rochus en Sebastiaan.
Zalf met slijpsel
Een bijzondere mengvorm van medicatie en geloof waren de zalfjes die bereid werden uit kruiden en oliën met als speciale toevoeging het slijpsel uit zandstenen elementen in kerken en kapellen. Deze gebouwen waren immers aan God gewijd. Aan het slijpsel werd bovennatuurlijke kracht toegekend. In tal van kerken door het gehele land vinden we de sporen van de ‘oogst’ van dit wondermiddel. Ook in Geervliet treffen we zulke slijpgleuven aan in een deurpost van het zijportaal van de kerk en in beide deurposten van het benedenpoortje van het oude stadhuis. Ook dit was vroeger een gasthuis met een kapel, mogelijk gewijd aan de H. Antonius-abt, beschermheilige van de armen.
Over dit artikel
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Oud Nieuws (29e jaargang, nr. 4, november 2008), contactblad van de Stichting Oud-Geervliet en is overgenomen met toestemming van de auteur, Felix van Hoorn.
Links
Plaats een reactie
Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?
Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.
Ontvang de laatste verhalen in je mailbox
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!
0 reacties