Hoe ging de gezondheidszorg er in de jaren zestig en zeventig in een dorp aan toe? De zorg was vaak kleinschaliger en persoonlijker dan nu, met weinig tot geen privacy regels. Een inkijkje in de ervaringen van Diny Groenendijk, wijkzuster van het Wit-Gele kruis in Nootdorp.
Dit verhaal werd ingezonden door Noitdorpsche Historiën, en is geschreven door Ninon Vis.
Rond de jaren zestig en zeventig was de professionele gezondheidszorg aan huis in veel kleinere woonplaatsen prima geregeld. Het Groene Kruis (neutraal), het Wit-Gele Kruis (katholiek) en het Oranje-Groene Kruis (protestants) hadden wijkzusters in dienst, alom bekende en gerespecteerde vrouwen. Prototype van de wijkzuster was een kordate vrouw, die rondreed op een Solex, leren jas aan en een pothelm of leren kapje op het hoofd.
In de jaren zeventig woonden er zo’n 5.000 mensen in Nootdorp. Hier reed Diny Groenendijk rond als wijkzuster van het Wit-Gele Kruis, hoewel ze niet katholiek was. De pastoor schok daar wel even van, toen hij met haar kennismaakte. Diny moest bij hem langskomen om te worden voorgelicht over het katholieke ritueel voor de stervenden. Tot de taken van de wijkzuster behoorde namelijk ook het afleggen van gestorven mensen, dus moest zij leren hoe je de rozenkrans tussen de gevouwen vingers vlocht. De wijkzusters verdeelden onderling hun diensten, zij waren eigen baas. Bureaucratie, papierwerk, dat bestond niet, ze losten alles zelf op, ook de weekend-diensten.
Huisartsen, familieleden en het maatschappelijk werk gaven de adressen door van mensen die hulp nodig hadden bij bijvoorbeeld het wassen, verbinden van wonden en het prikken van diabetici. Dan stonden de zusters soms al dezelfde dag bij mensen op de stoep zonder dat er eerst van allerlei formulieren moesten worden ingevuld.
“In elk huis wist ik waar de thee stond”, vertelt Diny. “Want meestal zette ik meteen even het ontbijt klaar. De achterdeur stond open, ik liep zo naar binnen en riep dan onderaan de trap: ”Hallo, lekker geslapen?”
De wijkzusters namen ook preventieve zorg op zich door in de middaguren voorlichting te geven, onder meer in consultatiebureaus voor zuigelingen en kleuters. Via de gemeente kregen de wijkzusters de adressen door van pasgeborenen. Privacy-regels? Daar was toen nog geen sprake van. Als de kraamverzorgster haar taak had voltooid, ging de wijkzuster op bezoek om te zien of alles wel volgens wens verliep.
Baby’s van rond de acht maanden werden getest om te bepalen of het gehoor en de stand van de ogen goed was. Bovendien controleerde de wijkzuster ook even of de drie R’s, rust, reinheid en regelmaat, in orde waren. Diny: “Soms kwam ik in een gezin waar de radio keihard stond te loeien of de box zo vol speelgoed lag, dat de baby er bijna niet bij kon. Ik probeerde dan zo tactisch mogelijk de moeder duidelijk te maken, dat de baby te weinig rust en te veel prikkels kreeg.”
In 1974 werd in Nootdorp Interkruis opgericht en kreeg het kruiswerk een professionele aanpak. Ook werden de zusters beter betaald: 205 gulden per maand en 60 gulden fietsvergoeding. In 1990 werden de Kruisverenigingen gebundeld in de Landelijke Vereniging voor Thuiszorg.
Plaats een reactie
Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?
Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.
Ontvang de laatste verhalen in je mailbox
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!
2 reacties
vrouw in rolstoel is volgens mij Lena Rijgersberg woonde polderweg 1 t.o. veenweg 100
Toen was geluk nog heel gewoon!