Net als bij corona speelden cijfers en statistieken een grote rol bij de bestrijding
Statistieken en grafieken domineren het nieuws. Dagelijks zijn er meerdere updates met cijfers over corona: besmettingen, ziekenhuisopnames en sterfgevallen. Dat gebeurt opvallend genoeg ook in de negentiende eeuw als de cholera in Nederland huishoudt. Moderne artsen gaan dan voor het eerst een nieuwe ziekte met medische statistieken te lijf.
Cholera morbus is de officiële naam van de ‘Aziatische braakloop’ of de ‘oosterse ziekte’ die in het begin van de negentiende eeuw in Nederlandse kranten opduikt. Wie besmet raakt, krijgt door een infectie aan het maag-darmkanaal heftige diarree en moet veel overgeven. Het lichaam houdt geen vocht meer vast en droogt uit, waardoor de huid een blauwachtige kleur kan krijgen. De ziekte staat daarom ook wel bekend als de ‘blauwe dood’. Cholera is vermoedelijk al eeuwenoud, maar waaiert vanaf 1817 voor het eerst de wereld over.
De vervuilde rivier de Ganges is de haard van de eerste cholerapandemie die vanaf India onder meer Thailand, Japan en China bereikt. Britse troepen brengen de ziekte mee naar het westen waar de pandemie in 1823-1824 uitdooft. Rond 1829 laait de ziekte weer op in India en gaat de besmetting nu via Rusland naar het westen, tot in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten aan toe. Het is een kwestie van afwachten tot de ziekte ook Nederland bereikt.
Patiënt 0
Vanaf begin juli 1832 gaat het gerucht dat er in Scheveningen patiënten zijn die ‘bedenkelijke verschijnselen’ hebben en waarvan sommigen binnen zeer korte tijd zijn overleden. De regering neemt het voortouw en stelt een onderzoek in, dat na enkele dagen bevestigd wordt: de cholera is in het land. Leendert Evertz Knoester heeft de twijfelachtige eer om als ‘patiënt 0’ de boeken in te gaan. De 48-jarige stuurman van De Jonge Pieter kwam eind juni thuis en werd vrijwel meteen ziek. Hij blijkt niet de enige te zijn. Er zijn begin juli in Scheveningen al 30 cholerapatiënten en 4 dodelijke slachtoffers. Twee dagen later staat de teller op 49 bevestigde choleralijders.
Particulieren starten vrijwel direct een inzamelingsactie ‘tot leniging der armoede’ in Scheveningen en ‘ter beteugeling van den eersten aanval der verdelgende plaag in ons Vaderland’. Hoewel de cijfers dan nog bescheiden zijn, wordt het pathos niet geschuwd over de ziekte die ‘dag aan dag offers naar het graf’ sleept en die ‘treurige en langdurige verwoestingen’ zal aanrichten. Het college van Burgemeester en Wethouders van Den Haag doet een beroep op de rijke stadsgenoten. Twee weken na de ontdekking van de eerste cholerapatiënt bedankt het college voor de meer dan 10.000 gulden die is opgehaald. Met dat geld wordt onder meer de Stadsschool op het Slijkeinde tot cholerahospitaal ingericht. Iedereen ontvangt daar gratis zorg – geen automatisme indertijd. Het lijkt een race tegen de klok te worden; Den Haag heeft ook 12 cholerapatiënten en 2 dodelijke slachtoffers te betreuren. Cijfers blijven de krantenkolommen vullen. Van Scheveningen trekt de ziekte in nog geen maand tijd via Den Haag naar onder meer Rotterdam en Vlaardingen.
De choleracommissie uit Amsterdam geeft alvast tips voor wie met cholera besmet raakt. De patiënt moet de ziekte uitzweten door tussen wollen dekens met hete kruiken in bed te gaan liggen. Op de borst liefst een zuurdeegpap, bereid uit mosterdpoeder en azijn, en verder alle ledematen insmeren met kamferbrandewijn. De patiënt moet zoveel mogelijk drinken: heet water, kruidenthee van kamille en munt.
De ingrepen helpen de klachten verlichten, maar een werke-lijke remedie bieden ze niet. Over hoe cholera bestreden moet worden – of over hoe cholera zich verspreidt – tasten de artsen in het duister. Is het een besmettelijke ziekte, komt het door verkeerd voedsel of hangen er kwade dampen in de lucht?
RIVM avant la lettre
Dokter D.J.A. Arntzenius doet wat virologen van het RIVM dit voorjaar ook doen: hij verzamelt alle informatie die hij kan vinden over deze nieuwe ziekte en schrijft vanaf augustus 1832 regelmatig ‘bijdragen tot de kennis en behandeling van den Aziatischen braakloop’. Collega’s uit het hele land leveren artikelen aan. Aan het eind van het jaar presenteert Arntzenius een 745 pagina’s tellend boekwerk met statistieken en ziektegeschiedenissen.
Arntzenius is niet de eerste de beste. Een staatscommissie gaf hem samen met twee andere artsen in 1831 al de opdracht onderzoek te doen in Hamburg en Berlijn, waar toen cholera heerste. Een van hun aanbevelingen betrof het inrichten van kleinschalige cholerahospitalen, die dan ook in snel tempo verrijzen. Arntzenius doet in het Haagse hospitaal onderzoek naar het ziekteverloop van een aantal patiënten, zoals matroos Daniel Ros (25 jaar) die op 19 juli wordt opgenomen. Hij ziet er grauw uit, ‘het aangezigt was bleek, de oogbollen waren in de oogkassen teruggetrokken, bovenwaarts gerigt en met eenen blaauwen rand omgeven’. Tot in detail beschrijft Arntzenius de medicatie die Ros ontvangt, evenals diens reactie daarop. De behandeling start met een warm bad, een met kruiken verwarmd bed en braakmiddelen. De volgende dag staan er aderlatingen op het programma en krijgt Ros bloedzuigers op zijn achterhoofd geplaatst. Twee dagen later wordt hij gezond en wel uit het ziekenhuis ontslagen. Op dat moment is onder andere Mina Bochman (7 jaar) opgenomen. Ook zij heeft blauwachtige randen om de ogen, een ‘eigenaardig heesche stem’ en ‘zeer angstige en moeijelijke ademhaling’. Twee weken lang verblijft Mina in het gasthuis waar ze zowel warme baden als koude overgietingen krijgt. Ze is er slecht aan toe, maar kan uiteindelijk toch genezen het gasthuis verlaten.
Voor lang niet alle patiënten is er een happy end. De 58-jarige A. de Z., die ernstig aan de drank is en ‘eene losbandige levenswijze’ leidt, redt het niet. ‘De lijder sterft in den hevigsten angst en als door stikking.’ Zijn lichaam dient het onderzoek; 16 uur na zijn overlijden wordt er sectie op hem verricht. Arntzenius beschrijft nauwgezet de aantasting van diverse organen, zonder daarbij een duidelijke oorzaak te kunnen vinden. De medici staan nog steeds met lege handen. In totaal zullen ruim 10.000 Nederlanders overlijden aan – alleen al – deze uitbraak van de cholera.
Overmatig eten
Het boek van Arntzenius met bijdragen van verschillende artsen verraadt hun zoektocht. Welke gegevens zijn relevant? Zo staat telkens genoteerd wat de patiënten voor hun opname gegeten hebben. Dat varieert van ‘een overvloedig maal’ tot meer specifiek ‘eene groote hoeveelheid salade met komkommers’ of een boerenknecht die veel ‘koude karnemelk’ heeft gedronken. Er is een vrouw die ’s middags nog gebraden paling heeft gegeten en in haar tas een stuk meloen, peren, gedroogde schol en harde eieren meebrengt, terwijl een ander ‘eene groote hoeveelheid aardappelen met hammenvet en boonen’ heeft verorberd. De verklaring wordt gezocht in overdaad, er staat dan ook bovengemiddeld vaak dat mannen en vrouwen drankzuchtig zijn. Een duidelijke relatie met de een of andere spijs wordt echter niet gevonden.
Arntzenius neemt ook weerkundige waarnemingen op in zijn boek. Misschien is vochtige lucht van belang, of juist warmte? Het is al vrij snel duidelijk dat de cholera piekt in de zomermaanden, maar tot een verdere verklaring leiden de weermodellen niet. Relevanter lijken de discussies die Arntzenius voert over de besmettelijkheid van de cholera, iets waar hij zelf weinig aanwijzingen voor ziet. De Haarlemse arts J.A. van Bemmelen reageert met een overzicht van ziektegevallen in een ziekenhuis waar kort na elkaar veel mensen besmet raakten. Informatie uit Delft onderstreept zijn bevindingen. In de eerste weken dat de cholera daar rondwaart zijn er voornamelijk besmettingen in de Doelenstraat, een eenvoudige arbeidersstraat. Daar staat weer tegenover dat het vaak maar één persoon betreft en dat medewerkers in het cholerahospitaal niet ziek worden.
De elkaar tegensprekende gegevens zetten Arntzenius op een net iets ander spoor. Als de epidemie in de winter is uitgewoed en alle cijfers voor het hele land binnen zijn, blijken er grote regionale en lokale verschillen te bestaan. In Noord-Brabant is 1 op de 843 bewoners ziek geworden, in Zuid-Holland maar liefst 1 op de 66. Het gros van de slachtoffers valt in dichtbevolkte gebieden. Brandhaard Scheveningen is een compact dorp waar veel mensen dicht opeengepakt wonen, waar schamele hutjes voor huizen doorgaan en waar de hygiënische omstandigheden vaak slecht zijn. In de zomer slibben de waterputten nog weleens dicht, waardoor er veel vuil in het duinwater terechtkomt. Het voedt de gedachte dat de ziekte zich verspreidt door de lucht, door kwalijke dampen die opstijgen uit vervuilde grachten en sloten.
Statistiek
Als deze eerste choleraepidemie is uitgeraasd hebben de artsen nog geen pasklare oplossing. Ze weten wel op welke manier ze naar een remedie willen zoeken. Steeds meer artsen zetten moderne statistiek in. Ze combineren gegevens over ziekteverschijnselen en sterfgevallen met informatie over de woonplaats, zoals bevolkingsopbouw en woningdichtheid. Ze noemen zichzelf de ‘hygiënisten’ en zetten zich in voor volksgezondheid vanuit het idee dat het verbeteren van de algemene omstandigheden de juiste aanpak is om grote gezondheidsproblemen tegen te gaan. De samenhang tussen bedompte huizen, smalle straatjes en hoge sterftecijfers is overduidelijk af te zetten tegenover riante woningen, ruime lanen en lage sterftecijfers.
In verschillende steden ontstaat op aandringen van de hygiënisten beleid op basis van de nieuwe ideeën. Delft start bijvoorbeeld na een volgende choleraepidemie in 1849 met het systematisch inzamelen en afvoeren van huisvuil. De gemeente laat ook enkele nieuwe waterputten slaan. Daar blijft het echter bij totdat in 1866 de cholera opnieuw opduikt in de stad. De gemeentelijke gezondheidscommissie krijgt dan de taak de kwaliteit van het drinkwater uit alle stadspompen te onderzoeken. Van de 24 pompen geven er 7 vrij slecht drinkwater en 10 zelfs zeer slecht drinkwater; er zijn er maar 7 die door de beugel kunnen. De gemeente besluit duinwater per schip aan te voeren. Zo werken verschillende steden op verschillende manieren aan een hygiënischere omgeving, wat niet wegneemt dat tijdens de choleraepidemieën van 1848-1849 en 1866 weer tienduizenden slachtoffers vallen.
Schoon water
Inmiddels staat wel onomstotelijk vast dat betere sanitaire voorzieningen de ziekte kunnen tegenhouden. De Britse arts John Snow ontdekt in 1854 dat vervuild water uit een stadspomp de oorzaak is voor het hoge sterftecijfer in de Londense wijk Soho. De cholerabacterie verspreidt zich dus niet via de lucht, zoals lang gedacht werd, maar via het water. Omdat etenswaren in datzelfde water gewassen worden, is de eerdere zoektocht naar verdacht voedsel opeens niet meer zo onlogisch. Veel mensen blijven bepaalde spijzen wantrouwen. In de Hoornsche Courant staat op 12 mei 1866 nog een overzicht van middelen tegen de cholera. Buitensporigheden moeten vermeden worden en fruit mag alleen met mate gegeten worden. Mannen doen er goed aan om na het middageten een glaasje likeur te drinken, vrouwen eten best ’s avonds een suikerklontje met acht druppels spiritus en drinken daarna een afkooksel van kruizemunt. Deze aanbevelingen klinken – ook dan al – redelijk ouderwets.
Een suikerklontje meer of minder maakt het verschil niet. De sterfte neemt wel zienderogen af na het vernieuwen van vervuilde stadspompen. De invoer van waterleidingen in het hele land is een volgende belangrijke stap. Een remedie tegen cholera komt pas in zicht als de Duitse microbioloog Robert Koch in 1883 de vibrio cholerae-bacterie in de darmen als boosdoener weet aan te wijzen. Naast een waterleiding is vooral een hermetisch afgesloten riolering van belang. Vuil en schoon water mogen niet met elkaar in aanraking komen. Daarmee vallen de verschillende puzzelstukken samen. Betere sanitaire voorzieningen, zoals de aanleg van waterleidingen en rioleringen, houden de ziekte daarna steeds vaker buiten de deur. Na de ontdekking van antibiotica in 1945 is er ook echt een medicijn, waardoor de cholera tot het verleden gaat behoren. In het Westen dan. Cholera is in sommige delen van de wereld nog steeds een realiteit, zoals in Haïti na de aardbeving van 2010 of in de nasleep van cycloon Idai in 2019 in Afrika. Zodra een natuurramp een kwetsbaar gebied teistert, is de openbare hygiëne vaak een van de eerste slachtoffers.
Literatuur
- Peter Ekamper, ‘De blauwe dood in cijfers. Delftse choleraepidemieën van 1849 en 1866’, in: Delf cultuurhistorisch magazine voor Delft (2018) 4, 18-21
- D.J.A. Arntzenius, Bijdragen tot de kennis en behandeling van den Aziatischen braakloop in Nederland (Amsterdam 1832)
Plaats een reactie
Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?
Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.
Ontvang de laatste verhalen in je mailbox
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!
0 reacties