Op 9 november 2011 zal het precies een halve eeuw geleden zijn dat de laatste tram uit Leiden verdween. Het betrof de lijn Leiden-Den Haag, waarop de z.g. Boedapester, beter bekend als de Blauwe Tram, dienst deed. Een jaar eerder al waren de trams die reden van Leiden naar Katwijk, Leiden naar Noordwijk en de stadslijn Rijndijk-Oegstgeest uit de roulatie genomen.
Het einde van de lijn Leiden-Den Haag herinner ik me als de dag van gisteren, omdat het de eerste taak was die ik als jong journalist bij het Leidsch Dagblad opgelegd kreeg: het verslaan van de laatste rit op die avond van de 9de november. Officieel zou de lijn pas op 11 november worden opgeheven (en vervangen door bussen), maar dat geloofde lang niet iedereen. Daar was ook wel reden toe. De opheffing van de lijn Amsterdam-Haarlem-Zandvoort in 1957 op de voorgeschreven datum had geleid tot een grote chaos en om dat in 1960 te voorkomen bij beëindiging van Leiden-Katwijk, Leiden-Noordwijk en Rijndijk-Oegstgeest had de directie van de NZH de lijnen een dag eerder dan officieel was aangekondigd stopgezet. Een operatie die in het grootste geheim was voorbereid en uitgevoerd. Dit alles tot grote teleurstelling van de studenten van Minerva die er een mooi nummer van hadden willen maken. Dus zo maar aannemen dat zaterdag 11 november 1961 de laatste rit van Leiden-Den Haag zou zijn, deden maar weinigen.
De studenten en ook de Leidse dagbladen kwamen er achter dat de juiste datum 9 november zou zijn, zo rond half zeven. De studenten plaatsten voor alle zekerheid al om kwart over zes de grote leestafel uit de sociëteit op de tramrails in de Breestraat en namen er luidruchtig op plaats. Wat ze niet wisten was dat ze daarmee niet de laatste, maar de voorlaatste tramrit de doortocht verhinderden. Op lawaai en jolijt kwamen twee politiemannen af. De een sommeerde de studenten op te hoepelen met hun tafel en toen dat niet hielp ging de ander naast de bestuurder van de tram staan en zei: dóórrijden. Politiemannen waren toen nog gewoon ordehandhavers en geen halve maatschappelijk werkers die eerst in discussie gaan. Dat doorrijden verraste de tientallen studenten. Een deel kon nog van de tafel springen, een ander deel donderde met tafel en al om. Er braken ook enkele tafelpoten. Daarna gaven de studenten het verzet maar op.
De echt laatste rit van de Blauwe Tram ondervond geen obstakels. Den Haag zou hij overigens nooit meer bereiken. In Voorburg al werd de tram de remise in geloodst. Maar dat gebeurde pas nadat de burgemeesters jhr. mr. A. Feith (Voorburg), A.C. Banning (Leidschendam) en L. Kool (Voorschoten) plechtig de laatste eer aan de Blauwe hadden bewezen. Feith verzocht de omstanders om ‘eerbiedig stilzwijgen’ en zei vervolgens vlak voor de tram met zijn fel schijnende koplampen: ‘Dierbare Blauwe, we zullen je missen in ons leven van alle dag. Want wees van één ding vast overtuigd: je was in ons hart meer dan alleen maar een tram! De gemeenten Leidschendam, Voorschoten en Voorburg hebben het altijd best met je kunnen vinden.’ Passagiers van de Blauwe Tram konden daarna met gereedstaande bussen verder naar Den Haag.
Voor mijn vader, hoofdopzichter van de NZH, 37 jaar lang met liefde opgetrokken met de Boedapesters, was het ook een treurige dag. Hij kende die tramsoort van binnen en buiten, van voor naar achter en van onder tot boven. Wat hij niet wist van de Blauwe mocht geen naam hebben. Hij was eerst getrouwd met die tram en pas daarna met mijn moeder. De Blauwe woonde als het ware bij ons in, een vertrouwde huisgenoot. Vroeger, toen hij nog chef van de deraillementploeg was, had hij bij ongelukken dode en zwaar gewonde mensen onder de tram vandaan gehaald. Die verhalen kregen we dan schilderachtig voorgeschoteld bij het avondmaal. Het bevorderde niet altijd de eetlust.
Mijn vader begreep best dat de Blauwe Tram in het moderne verkeer niet overal te handhaven was, maar hij vond het onverstandig dat men hem geheel en al wegdeed. ‘Daar zullen ze nog eens spijt van krijgen’, meende hij. De Blauwe stond volgens hem al jaren voor één gulden op de balans, maar was in zijn ogen ‘onverslijtbaar, absoluut onverslijtbaar’. Als souvenir van de Blauwe Tram nam hij maar een enkel bordje mee naar huis. Daar stond op: Bij stopsignaal 1 x drukken. Het heeft jarenlang bij ons thuis op het toilet gehangen. Als man van de plichtsbetrachting bleef hij zijn werk bij de NZH naar behoren doen, maar voor de bus heeft hij nooit de gevoelens kunnen opbrengen die hij zovele jaren voor de Blauwe Tram had gekoesterd.
Zevenendertig jaar eerder, op 11 april 1924, had de elektrische Blauwe Tram zijn entree gemaakt op het traject Leiden-Voorschoten-Leidschendam-Voorburg-Den Haag-Scheveningen. Hij verving de stoomtram. De Breestraat zag zwart van de opgewonden mensen die de Blauwe uitgeleide deden bij zijn eerste rit. Aan boord bevonden zich tientallen genodigden. In Voorschoten was in vele huizen de vlag uitgestoken als gold het een koninklijk bezoek. Burgemeester Vernède, in plechtig zwart gestoken, hield er bij aankomst van de Blauwe een korte, hartelijke toespraak. In Voorburg was er voor de notabelen sherry en port. Alom uitgelatenheid. Wethouder Bleulandt van Oordt verstoorde het feestgedruis enigszins met een weemoedig afscheidswoord tot de verdwijnende IJsselstroomtram.
Ook in Leidschendam louter vrolijke gezichten, ‘want de tram zou het dorp komen verlossen uit zijn isolement en ook stadsmenschen in de gelegenheid stellen te genieten van de frissche lucht en den waterrijken Vliet.’ In Scheveningen hing een caféhouder een grote bloemenkrans ‘op de trotse neus’ van de tram, waarna een groot volksfeest losbarstte.
Bij zowel entree als afscheid bleek de Blauwe Tram voor velen aanzienlijk meer te zijn dan alleen maar een vervoermiddel dat zich op rails voortbewoog.
Dit verhaal is eerder gepubliceerd in het Mededelingenblad van de Historische Vereniging Oud Leiden, jaargang 33 nr 4 (augustus 2011).
Plaats een reactie
Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?
Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.
Ontvang de laatste verhalen in je mailbox
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!
2 reacties
Wij woonden in een woonark op het opslagterrein van Christiani & Nielsen aan de Veursche Straatweg en als ik naar school moest, of naar vriendjes in Leidschendam moest ik ( 6 jaar) op mijn step de onbewaakte dubbele trambaan oversteken. Ook speelden wij als kinderen vaker langs/op de trambaan. Dat is gelukkig altijd goed gegaan. Mijn moeder had minder geluk en is bij de halte in Leidschendam uit de open deur van de nog rijdende tram gevallen. Ze viel tussen de trein en het perron door. Men heeft de wagon omhoog moeten krikken om haar er onder vandaan te halen. Ze heeft het er, buiten levenlange hoofdpijn, gelukkig goed vanaf gebracht. Ik herinner mij ook nog dat de fam. Remmerzwaal (vrienden van mijn ouders) net over de trambaan in een verbouwde tramwagon woonden.
zonde van deze mooie trams adri