Jong, dynamisch, gevarieerd: inleiding over de archeologie van Zuid-Holland
Zuid-Holland is een van de dichtstbevolkte en rijkste gebieden op aarde. Op zo’n 3400 vierkante kilometer wonen meer dan 3,5 miljoen mensen bij elkaar, die samen net zoveel verdienen als landen als Chili, Israël of Singapore. Hier ligt Rotterdam, de grootste haven van Europa en de op drie na grootste haven ter wereld. Opmerkelijke records voor een gebied dat tot in de Middeleeuwen een nogal drassige uithoek van Europa was. Er waren geen natuurlijke havens, geen delfstoffen, weinig geschikte grond voor landbouw. Toch gingen er onmiddellijk mensen wonen, zodra er maar een stukje grond droog genoeg was om er een huis op te zetten en er wat koeien en varkens te houden. Hoe we dat weten? Het vele archeologische onderzoek dat in deze provincie heeft plaatsgevonden, bevestigt nog jaarlijks dat men dit gebied zeker niet alleen als moeras beschouwde.
Piepjong land
Een paar kilometer ten oosten van Nieuw-Lekkerland steekt boven het volkomen vlakke land van de Alblasserwaard een opvallende hoogte uit: de Schoonenburgse Heuvel, een van de weinige plekken waar in Zuid-Holland het Pleistoceen – grond die nog in de laatste ijstijd is gevormd – boven het maaiveld ligt. Het is een 'donk', een rivierduin dat aan het einde van die ijstijd is opgewaaid. Nu ligt het grootste deel ervan verborgen onder dikke pakketten veen en klei. Die zijn er allemaal komen te liggen na 9000 voor Chr., het begin van het Holoceen. De ijskap die Noord-Europa bedekte, smolt af en overstroomde aanvankelijk het land. Naarmate de zeespiegelrijzing afzwakte, werd een kust gevormd met een drassig achterland. Dat is de basis van het huidige Zuid-Holland. Het bestaat uit het in de Middeleeuwen ontgonnen veenmoeras, klei op de eilanden en langs de rivieren, en een vrij dunne strook zand langs de kust, allemaal afgezet in het Holoceen. Alleen de paar nog zichtbare donken herinneren aan een vóórholoceen verleden. Dat is er natuurlijk wel geweest; het is alleen diep weggestopt, aan de kust wel twintig meter onder NAP. Van de mensen en dieren die hier vóór het einde van de laatste ijstijd rondliepen, vinden we dus alleen bij hoge uitzondering iets terug. Bijvoorbeeld als er van grote diepte zand van de Noordzeebodem wordt opgespoten, of er een spoortunnel door het Groene Hart wordt geboord. Zo zijn de oudste resten van menselijke activiteit uit de provincie tot ons gekomen: een enkel neanderthalerwerktuig in het zand van de Tweede Maasvlakte, en een mammoetbot met snijsporen uit het tracé van de HSL.
Taaie jagerstradities
De Schoonenburgse Heuvel is nog heel goed te zien, maar op twintig meter onder de Yangtzehaven in het Maasmondgebied ligt ook zo’n duin. Een bijzonder onderzoek toonde aan dat daar tussen 8500 en 6500 voor Chr. mensen verbleven: mesolithische jagers die het wadden- en moerasgebied exploiteerden dat door het oprukkende Noordzeewater was ontstaan. De rivierduinen waren daarbij vaste, hoge en droge punten in het holocene oerwoud. Zo ook de donk ‘Polderweg’ bij Hardinxveld-Giessendam, waar het oudste complete skelet van Nederland werd opgegraven: een vrouw van rond de vijftig jaar oud, gestorven omstreeks 5300 voor Chr. Een millennium later richtte een groepje jagers een tijdelijk kampje bij Bergschenhoek in. Wat ze bij hun kortstondig verblijf achterlieten, werd in 1978 op acht meter onder NAP opgegraven. Vooral resten van een kano, peddels en fuiken maakten indruk: tot dan toe waren er niet zo vaak organische resten uit deze vroege periode gevonden.
Boeren langs kreken en op de duinen
Toen rond 4000 voor Chr. de zeespiegelrijzing tot stilstand kwam, vormde zich een zandige kustbarrière: de eerste strandwal. Daar trokken meteen mensen naartoe. Op de lage duintjes waar nu Schipluiden en de Haagse buurt Ypenburg liggen, vestigden zich rond 3800 voor Chr. groepjes mensen. Zij waren de eerste echte Zuid-Hollandse boeren, die stevige huizen bouwden, potten bakten, hout hakten, hun doden op een grafveldje begroeven, koeien en varkens hielden en granen verbouwden. Maar ze deden ook nog aan jagen en vissen, en dat ging nog eeuwenlang zo door. Beroemd is in de Nederlandse archeologie de ‘Vlaardingencultuur’ geworden. De vertegenwoordigers ervan zaten overal; in de duinen, op de donken, langs het water. Zij hielden de mesolithische tradities het langst in ere. Maar na 2000 voor Chr. was iedere Zuid-Hollander echt wel boer. Dat boerenleven bracht niet alleen maar vooruitgang; bezit van land, vee en andere aardse rijkdommen kon ook leiden tot afgunst en twist. De bewoners van een kleine nederzetting in de duinen uit circa 1700 voor Chr. zouden daarvan wel eens het slachtoffer kunnen zijn geworden. Twaalf van hen, mannen, vrouwen en kinderen, stierven een gewelddadige dood en werden naast elkaar begraven. Dit ‘Groepsgraf van Wassenaar’ was een eyeopener voor archeologen die gewend waren om resten van vredige boerderijen, braaf rundvee en hardwerkende prehistorische mensen te vinden.
Dat is trouwens wel het beeld dat we houden, als we kijken naar de vondsten uit de Brons en IJzertijd in deze provincie. De mensen bewonen dan niet alleen de droge strandwallen, maar ook de veengebieden die voldoende ontwaterd zijn om te wonen. Zodra het even kan, trekken ze naar de moerassen op Voorne-Putten, in Midden-Delfland of rond Vlaardingen en Schiedam. Die streken raken dan (voor die tijd) dicht bevolkt, tot het land door stijgend grondwater te drassig wordt en iedereen weer met onbekende bestemming vertrekt. De boeren leven er vooral van veeteelt en winnen hier en daar zout uit zeewater. Hun woonplaatsen zijn goed geconserveerd en een belangrijke bron van archeologische kennis.
Fascinerende uithoek van het Rijk
Het is dit gebied en deze agrarische bevolking, die de eerste Romeinse troepen aantreffen als ze rond ‘het jaar Nul’ het westen van Nederland binnentrekken. Dat gebeurt in het kader van een campagne om de grenzen van hun rijk zo ver mogelijk naar het noorden en oosten te verleggen. Zo bereiken ze de (Oude) Rijn. In 39 na Chr. bouwen ze een versterking op de plek waar nog steeds het centrum van Valkenburg ligt. Dit grensfort is in de jaren '40 -'70 van de vorige eeuw uitgebreid onderzocht. De resten waren verbluffend goed bewaard gebleven en leverden een hoeveelheid informatie op die moeilijk zal kunnen worden overtroffen. Er zijn later veel gegevens bijgekomen van andere locaties langs de Limes, de grens langs de Rijn: Leiden-Roomburg, Alphen aan den Rijn, Zwammerdam en Bodegraven. Het beroemdste van de Zuid-Hollandse fortenreeks, de Brittenburg bij Katwijk, lijkt voor altijd verloren te zijn gegaan in de Noordzee. Het leger bleef hier van 40 tot 250. Zoveel mensen hadden er nog nooit gewoond, niet alleen soldaten maar ook al hun vrouwen en kinderen en de boeren, handelaars en handwerkslui. Méér burgers woonden in Forum Hadriani, de noordelijkste stad op het Europees continent. Bekend sinds de Middeleeuwen, deels opgegraven rond 1830, rond 1915 en in 2007, is de vindplaats onder het Voorburgse park Arentsburg, één van de archeologische toplocaties van Nederland. Het was de hoofdstad van het plaatselijke stamverband, de Cananefaten, en was Verbonden met de Rijn en de Maas via het roemruchte ‘Kanaal van Corbulo’. Dit werd rond het jaar 50 gegraven en de afgelopen decennia op verschillende plekken aangesneden.
In tegenstelling tot de fortenreeks en de stad wordt het Kanaal door de Romeinse geschiedschrijvers vermeld. Er lagen in Zuid-Holland trouwens ook andere grotere bevolkingscentra – op Goeree, bij Naaldwijk – waar we veel minder van weten. Er is nog genoeg te ontdekken op dit punt. De Cananefaten deelden het lot van het Romeinse bestuur, dat tussen 250 en 270 tamelijk plotseling uit het gebied vertrok. Wat er precies is gebeurd – stijgend grondwater, epidemieën, oorlog – blijft onduidelijk. Maar een grotere catastrofe zou Zuid-Holland niet meer meemaken. Het land liep leeg en raakte overgroeid met oerbos, alsof er nooit boeren waren geweest. Vondsten uit de periode 250 - 500 zijn er extreem dun gezaaid.
Leeg land, nieuwe mensen
In de loop van de 6e eeuw verschenen er nieuwe mensen op het toneel. Zo vestigde een groep zich aan de kust bij Kijkduin, waar eeuwen eerder een Romeinse nederzetting had gelegen. De meeste plaatsen die na 500 werden gekoloniseerd, hadden trouwens een Romeins verleden. De nieuwkomers moeten hebben geweten dat ze machtige voorgangers hadden gehad: resten van gebouwen waren voor een deel nog zichtbaar, zoals in Voorburg en Valkenburg, waar later de eerste kerk werd gebouwd op de plaats van het oude Romeinse fort. Wie waren die mensen? ‘Franken’, ‘Friezen’, of ‘Saksen’? Het is hoogst onzeker hoe al de toenmalige groepen zichzelf zagen. In ieder geval hadden ze zowel contacten overzee als met het oostelijke achterland. Van het eerste aspect getuigen een uniek ‘bootgraf’ in de duinen bij Kijkduin/Ockenburgh en een verbluffende riemgesp van goud met inlegwerk uit een graf bij Rijnsburg, die uit Kent is ingevoerd. Beide graven, die uit het begin van de 7e eeuw dateren, moeten hebben toebehoord aan zeer hooggeplaatste leden van de plaatselijke samenleving. De basis van hun welvaart zal vooral de (doorvoer)handel over de Noordzee en de rivieren zijn geweest. De laatste jaren hebben opgravingen in Oegstgeest, Katwijk en Leiderdorp daarover veel nieuwe informatie opgeleverd. Gelukkig maar, want uit de hele periode 400–1000 hebben we nauwelijks geschreven berichten over dit gebied, dus archeologisch onderzoek blijft de voornaamste bron van onze kennis erover.
Stedelijke dynamiek
Vanaf 1100 raakt de naam ‘Holland’, oorspronkelijk een streek langs de benedenloop van de Oude Rijn, in zwang voor het hele graafschap tussen Maas en Vliet. Dat had toen nog geen vaste grenzen, en er lagen maar een paar nederzettingen die de term ‘dorp’ waardig waren. Na 1200 ging het snel. Het landschap was al sterk van uiterlijk veranderd: de kuststrook werd bedekt door nieuw duinzand, terwijl het grote moeras achter de kust was ontgonnen door duizenden anonieme pioniers. Het nieuwe land werd door dijken beschermd. Dit enorme project trok nieuwe bewoners aan en de nieuwe akkers en weilanden zorgden voor voldoende voedsel. In de loop van de 13e eeuw werden kleine dorpen prille steden, compleet met stadsrechten en een infrastructuur van muren, poorten, kerken en kloosters, stenen huizen, sloten, grachten en afvaldumps die allemaal hun sporen nalaten. Vanaf die tijd neemt het aantal geschreven bronnen sterk toe, en begint de eigenlijke geschiedschrijving van (Zuid-)Holland. Maar de archeologen hebben zich wat deze periode betreft niet onbetuigd gelaten. Vanaf 1975 werden opgravingen in de historische binnensteden een bijna alledaags schouwspel. Een schat aan overblijfselen van materiële cultuur kwam uit de natte, goed conserverende stadsbodems naar boven. Opgravingen in steden als Delft, Dordrecht en Rotterdam lieten zien met hoeveel moeite de middeleeuwers hun steden hadden doen groeien en bloeien. En overal kwamen uit beer- en waterputten de sporen van internationale handel, lokale ambachten en dagelijkse maaltijden naar boven.
Resten van kastelen en kloosters buiten de stadsmuren, vroeger populaire opgravingsobjecten, worden de laatste tijd zelden meer onderzocht in Zuid-Holland. Wat juist sterker in de belangstelling is komen te staan, is de archeologie van historisch goed gedocumenteerde perioden. Ook 19e-eeuwse scheepsresten of sporen uit de Tweede Wereldoorlog kunnen onderwerpen zijn van serieuze (materiaal)studie. Voegt dat iets toe aan onze kennis, zoals we de tijd vóór 1300 voornamelijk of uitsluitend via de archeologie leren kennen? We zullen dat pas na verloop van tijd weten. Het studieterrein van de archeologie is in principe onbegrensd in de tijd, en de toekomst zal leren welke dwarsverbanden tussen bodem, materiële resten en onze woord- en beeldcultuur nog kunnen worden gelegd. Ook het onderzoek van de oudere perioden in Zuid-Holland levert nog steeds nieuwe en onverwachte details op. De voortdurende stroom van bouw- en graafprojecten in deze hoogdynamische provincie zal er de komende jaren beslist voor zorgen dat het aan intrigerende objecten niet ontbreekt, uit welk vroeg of laat tijdvak dan ook.
Dit verhaal is eerder gepubliceerd in Archeologie Magazine, in de special Archeologie in Zuid-Holland (november 2014).
Meer weten over archeologie in Zuid-Holland? De Archeologische Kroniek Zuid-Holland doet verslag van opgravingen en bijzonder onderzoek in onze provincie.
Plaats een reactie
Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?
Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.
Ontvang de laatste verhalen in je mailbox
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!
0 reacties