Halverwege de zeventiende eeuw vormden steden de kern van het politieke bestel in Holland. De ‘regenten’ waren vóór alles stadsbestuurders. Voor het lidmaatschap van een stadsbestuur was rijkdom een vanzelfsprekende voorwaarde. Maar het was niet genoeg: men moest ook behoren tot de sociale kring van de mensen die al in het bestuur zaten.
De steden breiden zich uit
Dankzij de toegenomen handel en nijverheid groeiden de steden in de zestiende en zeventiende eeuw snel. Amsterdam werd in 1670 zelfs de op twee na grootste stad van Europa, met 220.000 inwoners. Dit was een enorme groei, aangezien de stad in 1600 nog maar 60.000 inwoners had gehad. Deze groei maakte stedenbouwkundige ingrepen nodig: men legde grachtenstelsels aan en bouwde nieuwe stadsmuren en -poorten. De economische voorspoed maakte het bovendien mogelijk in oude én nieuwe stadswijken imposante kerken en stadhuizen neer te zetten. De stadspoorten, waag- en marktgebouwen waren eveneens toonbeelden van stedelijke trots.
Opmerkelijk is dat ook ‘sociale instellingen’ als weeshuizen, armenhuizen en ziekenhuizen prestigieus werden vormgegeven: ook daarmee kon de stad zich aan de buitenwereld presenteren als een goed georganiseerde maatschappij. Tegelijkertijd lieten welvarende regenten en kooplieden fraaie woonhuizen ontwerpen, veelal gesitueerd aan de grachten. Al deze bouwactiviteiten waren ook bevorderlijk voor tapijtwevers, schilders en meubelmakers – want vanzelfsprekend mocht de inrichting niet achterblijven bij de gevel.
Stadsbestuur
Deze groep hield zichzelf in stand doordat nieuwe bestuurders werden gekozen door de ‘vroedschap’, een raad waarvan de leden (veelal zelf oud-bestuurders) voor het leven waren benoemd. Deze vroedschap koos jaarlijks drie of vier ’burgemeesters’ om te fungeren als dagelijks bestuur.
De ambten die geld, macht en aanzien met zich meebrachten, stonden in feite alleen open voor wie nauwe relaties had met de vroedschap. Overigens heerste hier vaak wel rivaliteit tussen ‘facties’ (partijen): in de strijd om de beste banen trachtte de ene factie leden van de andere van de belangrijkste ambten uit te sluiten.
Waar dat lukte, heerste onrust, omdat een deel van de regenten van invloed en inkomsten was verstoken; waar het niet lukte, heerste ontevredenheid, omdat de banen moesten worden verdeeld over relatief veel gegadigden.
Plaats een reactie
Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?
Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.
0 reacties