Naar overzicht

Bijzondere begraafplaatsen: cultuurhistorie op onvermoede plekken

Rita Hulsman
— 2 reacties

Van Sliedrecht tot aan Leiden: deze grafmonumenten en begraafplaatsen in Zuid-Holland zijn een bezoek waard. 

Door het taboe rond de dood waren tijdens het grootste deel van de 20ste eeuw de cultuurhistorische waarden van begraafplaatsen naar de achtergrond gedrongen. Pas na 1985 nam de aandacht weer toe. De verzamelnaam funeraire cultuur - cultuur die met de dood te maken heeft – omvat de landschappelijke en ecologische waarden, maar ook de cultuurhistorische waarden van gebouwen en grafmonumenten die door vormgeving, symboliek en taalgebruik een beeld geven van de tijd waarin ze opgericht zijn. Graftekens kunnen ook aanleiding zijn om leven en werk van destijds bekende personen aan de vergetelheid te onttrekken.

Archeologische vondsten buiten beschouwing gelaten, behoren begraafplaatsen in en om kerkgebouwen in Zuid-Holland tot de oudste bewaarde funeraire cultuur. De welgestelden konden zich een keldergraf in de kerk permitteren, soms zelfs met een bovengronds monument of een rouwbord aan de muur.

Het stadsbestuur van Gouda schonk deze epitaaf voor stadsdokter Joost Balbian. Het rouwbord hangt in de St. Janskerk. Foto: M. Hulsman

De minder bedeelden werden op de hof rond de kerk begraven, zonder gedenkteken. Zo niet de in Gouda wonende Paulijntje Hagenaar. Ze verloor jong haar ouders en werd in het aalmoezeniershuis opgenomen, waar ze haar hele leven bleef wonen. Vanwege haar spaarzaamheid kreeg ze de bijnaam Pauline Soekpenning. Op haar zestigste had ze 450 gulden gespaard. Omdat ze niet op het kerkhof in een armengraf begraven wilde worden, sloot ze een overeenkomst met de regenten van het aalmoezeniershuis. In ruil voor haar spaargeld zou zij op ordentelijke wijze in de St. Janskerk ter aarde besteld worden. Ook bedong zij dat haar baar gedragen werd door de kinderen van het weeshuis, die daarna bier moesten krijgen. Aldus geschiedde na haar dood in 1773, op 93-jarige leeftijd.

De vader des vaderlands
Het bekendste grafmonument van Nederland is ongetwijfeld dat voor Willem van Oranje in de Nieuwe Kerk te Delft. Hij werd op 3 augustus 1584 tijdelijk bijgezet in het koor van de kerk. De bouw van het praalgraf, een ontwerp van beeldhouwer Hendrick de Keyser duurde van 1614 tot 1623. Een van de beelden stelt Willem voor, liggend op zijn doodsbed. Een dergelijke liggende figuur heet een gisant.

Elders in Zuid-Holland zijn nazaten van Willem van Oranje begraven. In het koor van de Hooglandse Kerk te Leiden ligt de grafsteen van Willems buitenechtelijke zoon Justinus van Nassau (1631) en diens vrouw Anna de Merode (1633). Op de grote grafsteen zijn de echtelieden liggend uitgebeeld in relief, met gevouwen handen. In een uit 1661 daterende grafkelder in de Dorpskerk van Ouderkerk aan den IJssel zijn 34 nakomelingen begraven van Prins Maurits, de tweede zoon van Willem van Oranje. Onder meer is hier bijgezet Maurits’ bastaardzoon Lodewijk, heer van Beverweerd, de Lek, Odijk en Lekkerkerk en stamvader van de familie Nassau Lalecq.

Grafsteen van Justinus van Nassau en zijn vrouw in de Hooglandse Kerk te Leiden. Foto: M. Hulsman

Praalgraven


Grote grafmonumenten in de kerken en rouwborden aan de kerkmuren waren voorbehouden aan hooggeplaatste geestelijken, zeehelden en adellijke personen. In de Dorpskerk van Rhoon bevindt zich de rijk versierde grafzerk van Adriana van Rhoon (1527), abdis van het Cisterciënzerklooster Leeuwenhorst bij Noordwijkerhout. De zerk is voorzien van een randschrift in gotische letters, waarbinnen zij in vol ornaat is afgebeeld. In dezelfde kerk staat een barok grafmonument voor de familie Bentinck naar ontwerp van Daniel Marot (circa 1690). Het heeft de vorm van een hoge naald met urn en is onder meer gedecoreerd met sfinxen (mytische wezens), huilende putti (mollige engelenfiguurtjes) en familiewapens.

Bij leven liet Reinoud III van Bredero in de Grote Kerk van Vianen een praalgraf bouwen. De in 1556 gereed gekomen dubbeldekker geldt als een van de mooiste uit de renaissance in Nederland. Op het bovenste gedeelte zijn Reinoud en zijn vrouw in lijkwade gehuld liggend afgebeeld. Op de onderste laag ligt op een rietmat een lijk in staat van ontbinding, een zogenoemde transi.

Detail praalgraf voor vlootvoogd Philips van Almonde in de Catharijnekerk te Brielle. Het wapenschild wordt omgeven door maritieme symbolen zoals zeilen, schelpen en de drietand van Neptunus. Ook oorlogstuig, zoals kanonnen en knotsen, ontbreekt niet. Grappig zijn de watergeesten onderaan: mollige jongetjes met een vissenstaart die op een schelp blazen. Foto: M. Hulsman

Zeehelden kregen vaak een door de overheid gefinancierd grafmonument. In de Zuid-hollandse kerken zijn daarvan de nodige voorbeelden te vinden. Bijvoorbeeld van Piet Hein (1629) en Maarten Tromp (1653) in de Oude Kerk van Delft, Witte de With (1658) in de Laurenskerk te Rotterdam en Philips van Almonde (rond 1715) in de Catharijnekerk te Brielle. De praalgraven zijn weelderig gedecoreerd met motieven in de vorm van oorlogstuig, maritieme symbolen en doodssymboliek.

Toen Willem II baron van Liere, heer van de beide Katwijken, in 1654 overleed gaf zijn vrouw Maria van Reygersbergh beeldhouwer Rombout Verhulst opdracht om een grafmonument te maken in de Dorpskerk van Katwijk aan de Rijn. Het geheel was in 1663 klaar. Onderdeel is een dubbele tombe waarop beide echtelieden liggend in marmer zijn uitgebeeld. Op de voorgrond de overleden man in harnas en daarachter de toen nog levende echtgenote in nachtgewaad, leunend op een elleboog.

Detail dubbele tombe voor Willem II baron van Liere in de Dorpskerk van Katwijk. Op de achtergrond zijn echtgenote Maria van Reygersbergh die beeldhouwer Rombout Verhulst opdracht gaf voor dit monument. Foto: M. Hulsman

Verloren erfgoed


Bij de afbraak van kerken zijn veel zerken verloren gegaan. Andere zerken zijn vernietigd of onherstelbaar beschadigd door brand of oorlogsschade. Ook de Franse tijd (1795-1813) heeft zijn sporen nagelaten. Toen was het grootste deel van het huidige Nederland een vazalstaat van Frankrijk. De nieuwe machthebbers hakten onder het motto vrijheid, gelijkheid en broederschap de adellijke familiewapens van zerken af en verwijderden de rouwborden.

Sommige stenen bleven gespaard omdat ze onder een plankier lagen of tijdig omgekeerd waren. Zoals de grafsteen van Gherard van Randerode van der Aa in de Grote Kerk te Den Haag, die oorspronkelijk in het koor lag maar nu in de muur is ingemetseld.

Zerk met afgehakte familiewapens in de Grote Kerk van Den Haag. Foto: M. Hulsman

Kerkbesturen sprongen niet altijd zorgvuldig om met grafmonumenten. Een saillant staaltje van verwaarlozing treffen we aan in Oudshoorn (gemeente Alphen aan de Rijn). In het notulenboek van de kerkvoogdij is een notitie uit 1849 te vinden over de verkoop van enige marmeren beelden, die zonder nut of doel in een kerkloods lagen. Waarschijnlijk waren dat de twee engelen van een kostbaar grafmonument, door beeldhouwer B. Eggers vervaardigd in opdracht van ambachtsheer C. De Vlaming van Oudshoorn.

Ook in Gorinchem was het raak. Een jaar voor de sloop van de oude kerk in 1845 werd het interieur ontdaan van alle waardevolle stukken. Het 14de eeuwse monument van Van Arkel en het 17de eeuwse praalgraf van Wilhelmina van Paffenrode werden onder de kerkvloer begraven om te worden teruggeplaatst als het nieuwe gebouw klaar was. Toen het zover was, vond men deze objecten niet passen in het nieuwe godshuis. Pas in 1916 werden de liggende beelden van Jan van Arkel en zijn vrouw op voorstel van de Gorcums Archeologische Commissie opgedolven en deels gerestaureerd. Ze liggen nu op een verhoging in een hoek van de kerk.

Toen de patriotten in 1795 de macht grepen hakten ze de wapenschilden van de zerken af. Omdat nakomelingen de steen van Gherard van Randerode van der Aa tijdig hadden omgekeerd, zijn ze intact gebleven. Foto: M. Hulsman

Onhygiënische toestanden


Al in de tweede helft van de 18de eeuw ontstond er onder medici en anderen fel verzet tegen de onhygienische toestanden die het gevolg waren van het begraven in en rond kerken. Begraven in de bebouwde kom zou het uitbreken van epidemieën in de hand werken en werd eigenlijk alleen in stand gehouden omdat het al zo lang traditie was en omdat de kerken er financieel belang bij hadden.

Een van degenen die voor het begraven buiten de bebouwde kom pleitte was de jurist Abraham Perrenot (1727-1784), die de daad bij het woord voegde door in 1779 zelf een begraafplaats op te richten: Ter Navolging in Scheveningen. Het was de eerste openbare buitenbegraafplaats van Nederland. Hij werd aangelegd als een kerkvloer. Perrenot kocht het eerste graf en liet op de zerk een Latijnse tekst aanbrengen die vertaald luidt: "Mijn rottende overblijfselen moeten verre van de stad liggen. Daar ik in mijn leven vermeed iemand te benadelen, wens ik dat ook na mijn dood niet te doen."

Ter Navolging in Scheveningen, de eerste openbare buitenbegraafplaats van Nederland. Aan de muur links van de poort een herdenkingssteen voor de schrijfsters Betje Wolff en Aagje Deken, die vooral bekend zijn geworden door het boek Sara Burgerhart. Foto: M. Hulsman

Joodse begraafplaatsen


De enigen die vanwege de rituele reinheid altijd al hun doden buiten de bebouwde kom begroeven, waren de joden. Op de oudste joodse begraafplaats in Zuid-Holland (1613) in Rotterdam zijn nog enkele zerken zichtbaar in een omheind grasveldje middenin de stad. Het zijn liggende stenen, zoals gebruikelijk bij joden van Spaans-Portugese herkomst.

De rijkere joden uit Leiden vonden in Katwijk een laatste rustplaats. Daar liggen onder meer de stoffelijke resten van zeventien joodse kinderen die in 1807 omkwamen bij de ontploffing van een kruitschip in Leiden. Er vielen talloze doden en gewonden en meer dan honderdvijftig woningen stortten in. Hoe groot de ontreddering was, blijkt uit deze dichtregels van Willem Bilderdijk: ‘Rijt handen, rijt, rijt uit de haren! Knerst, tanden, knerst van wanhoop! Knerst!’

Kenmerkend voor begraafplaatsen van Hoogduitse joden (afkomstig uit Midden-Europa en Duitsland) zijn staande stenen. Talrijk zijn de verwijzingen naar hen die in de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. Op de Persijnhof in Wassenaar, waar sinds 1906 de joden uit Den Haag werden begraven, herinnert een zuil op het voorplein aan de vijftienduizend Haagse joden die omkwamen. Veel, heel veel grafstenen hier en op de andere joodse begraafplaatsen vermelden de namen van hen die zijn gedeporteerd en niet teruggekeerd: overleden in Auschwitz, in Sobibor, omgekomen te Bergen Belsen, te Dachau, te Birkenau.

Staande stenen op de joodse begraafplaats Persijnhof in Wassenaar. Foto: M. Hulsman

De eerste buitenbegraafplaatsen


Na lang talmen verbood de overheid in 1829 het begraven in kerken. Soms werd dit verbod omzeild. Zoals in Poortugaal, waar de 17de eeuwse grafkelder van de familie Tijken van Bijemont nog een paar decennia is gebruikt. Daartoe maakte men een ingang van buitenaf. Datzelfde gebeurde in Katwijk aan de Rijn bij de grafkelder van de familie Van Wassenaer van Catwijck.

In grotere plaatsen moesten ook de kerkhoven gesloten worden en werd elke gemeente verplicht een begraafplaats buiten de bebouwde kom aan te leggen. In sommige steden maakte een imposant poortgebouw onderdeel uit van de nieuwe buitenbegraafplaats – meestal in neoclassicistische stijl, in navolging van de Klassieke Oudheid. Een mooi voorbeeld is te vinden op de gemeentelijke begraafplaats Crooswijk (1829) in Rotterdam. In de nis aan de buitenkant boven de doorgang ligt een gebeeldhouwde dode op een baar. Het toegangshek is voorzien van doodssymboliek: een uil en vleermuizen (symbolen voor de nacht en de dood), zeisen (onverbiddelijkheid van de dood) en zandlopers (kortstondigheid van het leven).

Ook op grafmonumenten is vaak symboliek te vinden. Enkele van de meeste voorkomende motieven zijn: engel, hart, treurende figuur, duif, vlinder, slang, anker, fakkel en allerlei bloem- en bladmotieven zoals roos, treurwilg, eikenblad, klimop, lauwerkrans en palmtak. Een gedenkteken in de vorm van een afgebroken zuil symboliseert het (te vroeg) afgebroken leven en is vaak op 19de eeuwse kindergraven te vinden.

Midden boven: omgekeerde fakkel (uitgedoofde leven); staartbijtende slang (oneindige kringloop van het leven) en vlinder (onsterfelijke ziel). Midden onder: omsluierde urn (dood en rouw); eikelkrans (onvergankelijkheid) met twee in elkaar grijpende handen (liefde in het huwelijk en over de dood heen). Rechts onder: treurende figuur, ook wel pleurant (rouw). Foto’s: M. Hulsman

Schijndodenhuis


Centraal op de middenas van de gemeentelijke begraafplaats aan de Kerkhoflaan in Den Haag staat een zogenoemd schijndodenhuis (1831). Het gebouw was het eerste en naar later bleek enige echte schijndodenhuis van formaat in Nederland. De medische wetenschap was toen nog niet zover gevorderd dat artsen altijd exact konden vaststellen of iemand dood danwel schijndood was. De bloedstollende verhalen die de ronde deden wakkerden de angst aan om levend begraven te worden. Bij twijfel werden de lichamen in een open kist neergelegd totdat zeker was dat de dood was ingetreden. Na de uitvinding van de stethosoop in 1850 was de kans op levend begraven vrijwel uitgesloten en was een schijndodenkamer niet meer nodig.

Na de pokkenepidemie van 1872 was elke begraafplaatsbeheerder wettelijk verplicht om te zorgen voor een lijkenhuis. Dit was bedoeld voor afzondering van mensen die aan een besmettelijke ziekte waren gestorven. Relatief veel stenen huisjes zijn bewaard gebleven en dienen als bergplaats voor materialen, als urnenbewaarplaats of soms als bidkapelletje. Er zijn ook houten lijkenhuisjes gebouwd, die minder goed bestand waren tegen de tand des tijds. De laatste decennia is een aantal gerestaureerd, waaronder een necoclassicistisch exemplaar in Ouderkerk aan den IJssel, met in de topgevel een zandloper (symbool voor het kortstondig leven) en twee gekruiste zeisen (symbool voor de onverbiddelijkheid van de dood).

Het houten lijkenhuisje op de oude begraafplaats te Ouderkerk aan den IJssel, in vervallen staat. Inmiddels is dit rijksmonument gerestaureerd. Foto: M. Hulsman

Obelisk van gietijzer


Net als destijds in de kerken zijn op de buitenbegraafplaatsen de mooiste grafmonumenten met de rijkste symboliek voor bekende Nederlanders en welgestelden opgericht. Ook enkele hoge militairen zijn geëerd met een imposant grafmonument. Dat was het geval bij N.F.E. de Gumöens, aan wie de gietijzeren obelisk op de gemeentelijke begraafplaats aan de Kerkhoflaan te Den Haag herinnert. Hij werd in 1816 aangesteld tot luitenant-kolonel der generale staf.

Toen de Zuidelijke Nederlanden in augustus 1830 in opstand kwamen tegen het bewind van koning Willem I, werd De Gumöens ingezet. In 1832 sneuvelde hij in de Citadel van Antwerpen waar het Nederlandse leger zich had verschanst. De korpschef en officieren van de generale staf zamelden geld in voor wat een eenvoudig monument moest worden. Dat liep enigszins uit de hand. Het enorm hoge gedenkteken heeft de vorm van een obelisk, een populair gedenkteken in de 19de eeuw.

Obelisk die gewijd is aan N.F.E. de Gumöens op de begraafplaats aan de Kerkhoflaan te Den Haag. Foto: M. Hulsman

Een sarcofaag en een treurende muze


De gemeentelijke begraafplaats aan de Kerkhoflaan telt heel wat monumenten van bekende Nederlanders. Zoals een witmarmeren mausoleum van de neven Pieter en David Ragay uit 1837. Beiden waren thesauriers (schatkistbewaarders) van het Koninklijk Huis. Het bouwwerk heeft de vorm van een Grieks-Romeinse sarcofaag (stenen doodskist). Decoraties zijn onder meer drie vrouwenfiguren met attributen die verwijzen naar geloof, hoop en liefde. Verder zijn afgebeeld omgekeerde fakkels, symbool voor het gedoofde leven en een staartbijtende slang, symbool voor onsterfelijkheid. Voor het eeuwig onderhoud stortte David Ragay een bedrag van 8000 gulden. In het contract was de bepaling opgenomen dat het personeel dat met onderhoud belast was jaarlijks een fooi kreeg om op de kermis plezier te kunnen maken.

Grieks-Romeinse sarcofaag. Het marmeren bouwwerk is van oktober tot en met april door een houten bekisting aan het oog onttrokken om aantasting door de zoute zeewind te voorkomen. Foto: M. Hulsman

Voor de in 1886 overleden schrijfster A.L.G. Bosboom-Toussaint is een grafmonument in renaissancestijl opgericht. In een nis staat een gesluierde vrouwenfiguur met omfloerste lier die de treurende muze voorstelt. Het is een huldeblijk van Nederlandse vrouwen voor de schrijfster van het boek Majoor Frans, dat wordt beschouwd als de eerse Nederlandse emancipatieroman. Bij de dood van populaire figuren kwam het wel voor dat men als souvenir een portret kon kopen. Dat was het geval bij mevrouw Bosboom-Toussaint. Bij elke Haagse boekhandel kon men een getekend portret van haar aanschaffen.

Grafmonument voor de schrijfster A.L.G. Bosboom-Toussaint in de vorm van een vrouwenfiguur met omfloerste lier. Foto: M. Hulsman

Eenvoud in gradaties


In Den Haag, de zetel van de regering, zijn op de diverse begraafplaatsen veel politici begraven. Om er een paar te noemen: W. Drees die de AOW invoerde (Oud Eik en Duinen), J.M.A.H Luns die 20 jaar lang minister van Buitenlandse Zaken was en J.L.M.Th. Cals die de Mammoetwet invoerde (beiden op St. Petrus Banden).

Op de gemeentelijke begraafplaats Kerkhoflaan rusten onder anderen J.R. Thorbecke en P.J. Troelstra. Thorbecke heeft een eenvoudige tombe omgeven door een laag hekwerk, overgroeid met klimop. In de periode 1849-1872 was hij driemaal premier, waarbij hij zich liet kennen als iemand die zonder aanzien des persoons oordeelde en die moeite had met het sluiten van compromissen. Dat werd hem niet altijd in dank afgenomen, vandaar dat hij een tijdlang politiebescherming kreeg. In 1863, bij de viering van vijftig jaar Nederlandse onafhankelijkheid, kreeg hij zelfs anonieme waarschuwingen dat zijn leven gevaar liep. De politieke vader van het moderne Nederland overleed in 1872. Op uitdrukkelijk verlangen van de overledene was de uitvaartstoet zo eenvoudig mogelijk.

Op de voorgrond het door klimop omgeven graf van J.R. Thorbecke. Bij zijn begrafenis in 1872 staarde ‘meenig oog weenende het stoffelijk overschot na, dat daar in de diepte een rustplaats vond.’ Op de achtergrond het schijndodenhuis, waar op de begane grond het gezin van de opzichter woonde, de schijndodenkamer lag op de verdieping. Foto: M. Hulsman

Troelstra stond aan de wieg van het socialisme. Hij richtte in 1894 de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) op, de voorloper van de Partij van de Arbeid. Over zijn begrafenis in 1930 schreef de Nieuwe Rotterdamsche Courant dat er zelden ‘een gebeurtenis van welken aard ook een zoo groote menigte in beweging gebracht zal hebben als deze begrafenis. Aan den stoet, die haar volgde, kwam geen einde, uren en uren na den afmarsch van het sterfhuis golfden de troepen ervan nog steeds door de straten nabij de begraafplaats voort.’ Troelstra’s graf is gedekt met een eenvoudige hardstenen tombe.

Maar het kan nog veel eenvoudiger. Op de oude algemene begraafplaats in Hendrik-Ido-Ambacht werden de graven alleen gemarkeerd door een paaltje met nummer en initialen, soms aangevuld met het jaartal van overlijden. Op het kerkhof van Tienhoven markeren vierkante paaltjes de graven, als teken van soberheid in leven en sterven. Grafstenen kwamen daar pas na de Tweede Wereldoorlog.

Eenvoudig paaltje met nummer en initialen van de overledene op de oude begraafplaats van Hendrik-Ido-Ambacht. Foto: M. Hulsman

Herwaardering en restauratie


Als de grafrechten verlopen zijn, kunnen grafmonumenten worden geruimd. Maar sommige exemplaren komen toch in aanmerking voor behoud, zeker als het bijzonder fraaie monumenten zijn of als het graven van bekende Nederlanders betreft. Dat gebeurde onder meer bij de grafkapel voor de familie Jamin (circa 1907) op St. Laurentius in Rotterdam en het mausoleum voor de familie Kruyff Bartholomeus & Zn (1911) op Oud-Kralingen in dezelfde stad. Sinds de restauratie in 2015 doet dit laatstgenoemde neoromaanse gebouwtje dienst als columbarium, een plaats waar urnen kunnen worden bijgezet.

Soms zorgt een gemeente ervoor dat een monument in goede staat blijft, zoals bij het mausoleum voor operazanger Jacques Urlus (1936) in Noordwijk. Beheerders hebben meer manieren gevonden om markante graftekens te behouden. Op de Haagse Kerkhoflaan geeft men oude graven opnieuw uit met behoud van het grafmonument. Dat gebeurde bij een graf uit 1901 met tombe en hekwerk in jugendstil.

Neoromaans mausoleum voor de familie Kruyff Bartholomeus & Zn op Oud-Kralingen te Rotterdam. Hier nog in vervallen staat, maar sinds 2015 in oude glorie hersteld en bestemd tot columbarium. Foto: M. Hulsman

Jeneververleden bewaard


Op oude begraafplaatsen leeft het verleden. In Rotterdam zijn veel havenbaronnen begraven, in Lisse bollenkwekers, in Leiden hoogleraren en in Sliedrecht baggeraars. In Schiedam is het jeneververleden op een bijzondere manier bewaard toen rond 1935 de monumenten van vooraanstaande personen van de gesloten oude begraafplaats zijn overgebracht naar de Beukenhof. Daaronder monumenten van de jeneverstokers Nolet, Dirkzwager, Melchers, Beukers en Rijnbende.

De firma Rijnbende gaf voor en na de Tweede Wereldoorlog een blad uit, Rijnbende’s Blijmoedig Maandblad, dat reclame maakte voor drank. Rijnbende wist bekende auteurs als Simon Carmiggelt te strikken voor het schrijven van artikelen en voor het redacteurschap. Carmiggelt ging, in de tijd dat hij redacteur was, eenmaal per maand naar Schiedam om over de inhoud van het blad te spreken: "Het waren voor mij altijd zware dagen in Schiedam. Bij die bijeenkomsten kwamen er altijd volle dienbladen met van die grote fluiten jenever aan te pas. Ze schuwden hun eigen product zeker niet. Ik kon er wel tegen, want ik had een zekere ervaring op drankgebied, maar ik kwam er toch altijd buitengewoon dronken vandaan."

Kindersterfte


Op vrijwel alle begraafplaatsen zijn vakken met kindergraven te vinden. In de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw was de kindersterfte erg hoog. Op sommige stenen waren hartroerende teksten aangebracht. Op de oude begraafplaats van Waddinxveen ligt een zerk uit 1887 voor een jong meisje met dit vers:

Haar moeders weelde en lieveling
De vreugd en wellust van haar vader
Zij was de paarl in den ring
Die beider harte saam omving
Juweel in de echtelijke krone
En wat er onder ’t ouderdak
Van zegen en van weelde sprak,
Zij was er geur, en glans, en tone.

Oude begraafplaatsen, zoals Groenesteeg in Leiden, zijn groene oases in de steden

Monumentale status


Mede door een stroom publicaties en TV- uitzendingen staan begraafplaatsen weer volop in de belangstelling. Een aantal dodenakkers is geheel of gedeeltelijk aangewezen tot rijksmonument of gemeentelijk monument. Ook de meest waardevolle grafmonumenten hebben een beschermde status gekregen. Daarmee is de funeraire cultuur een volwaardige loot aan de erfgoedboom geworden.

Over de auteur

Rita Hulsman is deskundig op het gebied van funeraire cultuur. Naast talloze artikelen heeft zij een 12-delige serie over begraafplaatsen in Zuid-Holland op haar naam staan, evenals boeken over gebouwen op begraafplaatsen, bijzondere grafmonumenten en afzonderlijke begraafplaatsen.

2 reacties

Harry Groenewegen, Stichting Joods Westland; zie website Stichting Joods Westland 16 juli 2021

Informatie over de Joodse begraafplaats in Naaldwijk kan ik sturen naar?

Redactie 19 juli 2021

Dag Harry, als je een mooi verhaal, met afbeeldingen, over de Joodse begraafplaats in Naaldwijk heeft kun je deze als verhaal insturen via het rechtermenu. Dat is dat menu met die drie streepjes, daar vind je onder 'meedoen' het kopje 'stuur je verhaal in'. Als het een aanvulling is op dit verhaal mag het redactie@geschiedenisvanzuidholland.nl. We zijn benieuwd naar je bijdrage!

Plaats een reactie

Verzenden

Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?

Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.

Ontvang de laatste verhalen in je mailbox

Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.