Tijdens het Interbellum, de periode tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog, tussen 1920 en 1940 zijn veel karakteristieke huizen gebouwd. Deze worden vaak aangeduid met de term 'jarendertighuis' of 'jaren ’30 woning'.
Sinds de bouw zijn deze huizen continu erg populair op de woningmarkt, tot op de dag van vandaag. Zó populair dat vanaf de jaren negentig van de 20ste eeuw talloze neo-jarendertighuizen zijn gebouwd, die ook erg gewild zijn. Kortom, een gewoon jarendertighuis zoals dat voor arbeiders en hoge ambtenaren en ook als middenstandswoning overal in Nederland in groten getale is gebouwd.
Jaren twintig en dertig: roaring twenties en depressie
Hoewel de conjunctuur in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw op en neer gaat tussen de optimistische naoorlogse ‘roaring twenties’ (voor de elite) en de diepe wereldwijde depressie vanaf 1929, zijn in deze periode veel woonhuizen gebouwd. Het zijn vooral de vele werklozen onder de arbeiders en onder de lagere middenklasse die hard getroffen worden door de depressie. Andere bevolkingsgroepen (die aan het werk blijven) kunnen zich langzaamaan een modern leven met nieuwe luxeproducten zoals een stofzuiger, radio of bioscoopbezoek veroorloven. Voor hen wordt een moderne nieuwe woning bereikbaar.
De vraag naar woningen tussen de Wereldoorlogen is erg groot. De oorzaak van de grote vraag is aanvankelijk de woningnood die niet alleen ontstaat door stagnatie van de woningbouw tijdens de Eerste Wereldoorlog maar ook door de hoge bevolkingsgroei en het gegeven dat het aantal personen per huishouden afneemt. Ook later, in de jaren dertig, blijft de vraag groot. Dat de pieken in de bouwproductie (1930 en 1934) midden in de crisis liggen, en de nieuwe woningen bovendien van goede kwaliteit zijn, is het gevolg van een combinatie van omstandigheden.
Bouwen voor arbeiders en de middenklasse
Tussen 1919 en 1923 wordt de woningbouw door de overheid flink gestimuleerd met een premiestelsel. De overheid en woningbouwverenigingen bouwen veel, hoofdzakelijk arbeiderswoningen. Vanaf circa 1930 ligt het bouwinitiatief, mede door de gestopte premies, vooral bij de bouwondernemers. Zij richten zich vrijwel uitsluitend op de grote vraag naar middenstandswoningen. Deze grote vraag heeft een aantal oorzaken. De productiekosten voor woningen daalt vanaf begin jaren twintig tot in de loop van de jaren dertig immens. Dit komt niet alleen omdat de lonen dalen en de materiaalkosten laag zijn. Ook door een zekere mate van rationalisatie van het bouwproces daalt de kostprijs. Kozijnen komen voortaan uit de timmerfabriek en door de bouw van kleine series nemen de loonkosten sterk af.
Daarnaast blijft de vraag naar woningen ook na de beurskrach van 1929 in stand omdat de kosten voor levensonderhoud méér dalen dan de lonen zodat de koopkracht op peil blijft. Een andere reden voor de voortgang van de woningproductie is het feit dat het na 1929 aantrekkelijker is om in onroerend goed te beleggen dan in aandelen. Veel particulieren uit de middenklasse gaan, geholpen door goede hypotheekmogelijkheden en lage rentes, investeren (beleggen) in de koop of de bouw van (een kleine serie) woningen die tegen goede prijzen verkocht of verhuurd kunnen worden.
Goed bouwmateriaal, mooie afwerking
Dat de kwaliteit van de woningen tijdens het Interbellum sterk verbetert, komt hoofdzakelijk doordat na de Eerste Wereldoorlog de Woningwet uit 1901 zijn vruchten begint af te werpen. De Woningwet is vanuit een oogpunt van volksgezondheid ingevoerd om betere woonomstandigheden en een gezondere leefomgeving te creëren. De overheid stelt via gemeentelijke bouwverordeningen eisen aan de grootte en kwaliteit van woningen. Meer licht, meer lucht en meer ruimte is het devies. Nieuwe woningen zijn dan ook erg gewild omdat ze groter en beter zijn dan de vooroorlogse woningen. Bovendien kan door de daling van de productiekosten geld besteed worden aan goede bouwmaterialen en aan een hoog afwerkingsniveau met veel details. Daarnaast móeten de particuliere bouwers, vanwege het grote aanbod en de concurrentie, wel goede kwaliteit leveren, willen ze hun woningen kunnen verkopen of verhuren. Dit leidt tot een doorlopende, blijvende vraag naar nieuwe woningen. Feitelijk is er sprake van overproductie en ontstaat leegstand in de oudere vooroorlogse woningen. De bouwwoede blijft in de jaren dertig dus beperkt tot woningen voor de middenstand en daarboven, aan arbeiderswoningen bestaat een tekort.
Stedenbouwkundige aspecten: licht, lucht en ruimte
Het devies meer licht, lucht en ruimte is nadrukkelijk ook bedoeld voor de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Grotere gemeenten worden op basis van de Woningwet verplicht een uitbreidingsplan op te stellen waarin straten, pleinen, grachten, woonblokken enz. worden gepland. Na 1921 worden dit bestemmingsplannen waarin niet alleen een goede stedenbouwkundige opzet aandacht krijgt maar ook de bestemmingen (park, woningen, plein) van de terreinen worden vastgelegd en voorwaarden voor de architectuur worden geformuleerd. Dit leidt, zeker in vergelijking met de vooroorlogse stadsuitbreidingen, tot vrij ruim opgezette, tuinstad-achtige (kleine) uitbreidingswijken met ruime straatprofielen (bermen, stoep, bomenrijen), veel groen (privé en openbaar), pleinen en een goede oriëntatie van de woningen op de zon. Grotere wijken krijgen voorzieningen zoals een badhuis of winkels.
In een stedelijke omgeving is het stratenpatroon meestal rechthoekig en worden weliswaar langere bouwblokken en meerlaagswooncomplexen gebouwd, maar is altijd een park, een vijver, een plein of een singel in de buurt. Wooncomplexen zijn hier aantrekkelijk gemaakt met ruime, lichte trapportalen waaraan zo min mogelijk woningen grenzen. In een landelijke of dorpse context is meestal sprake van een meer parkachtige omgeving met veel openbaar én privé groen, bredere gevarieerde straatprofielen en traditionele, één- of tweelaags korte rijtjes woningen of twee-onder-een-kapwoningen. Het stedenbouwkundige patroon kan eventueel een meer onregelmatig, kronkelig, slingerend stratenpatroon hebben.
Bouwstijlen
Tijdens het Interbellum ontwikkelen zich gelijktijdig een aantal nieuwe bouwstijlen. De meest voorkomende architectuurstijlen, waaraan het jarendertighuis de hierna te bespreken karakteristieke kenmerken ontleent, worden hier besproken. Het expressionisme en het functionalisme zijn, deels gelijktijdig en ieder op een eigen manier, een reactie op het voorgaande rationalisme (1900-1920) waarvan het Beursgebouw (1898-1903) in Amsterdam (architect H.P. Berlage) het belangrijkste voorbeeld is. Rationalistische architecten beginnen met het ontwerpen van een logische en functionele plattegrond. Vervolgens is er aandacht voor het ‘omhulsel’ dat bestaat uit heldere, blokvormige bouwvolumes die van verschillende omvang en hoogte zijn. Eventueel worden hoekige torenvormige opbouwen toegevoegd. Voor het omhulsel is, naast een eerlijk materiaalgebruik, als eerste de constructie van belang.
Dragende onderdelen (bogen, pijlers, muren) worden niet verstopt (achter andere materialen) maar benadrukt en zichtbaar in het gevelbeeld opgenomen. ‘Eerlijke’ niet gepleisterde en ongeglazuurde baksteen is favoriet. Schoonmetselwerk wordt alleen op een functionele manier gecombineerd met contrasterend natuursteen ((dragende) onderdelen zoals (hoeken van) lateien of hoekblokken). De bakstenen gevels hebben nauwelijks uitspringende onderdelen en worden verder gekenmerkt door de ritmisch geplaatste vensters (reeksen, driestrooksvensters).
Expressionisme
Vanaf 1910 ageert een groep Amsterdamse architecten tegen het strakke, functionele en dogmatische karakter van het rationalisme. Architecten zoals M. de Klerk, J.M. van der Mey en P.L. Kramer ontwikkelen een expressieve baksteenarchitectuur die in Amsterdam vooral tot uiting is gekomen in volkswoningbouwcomplexen. Dit expressionisme (1910-1930) (ook wel Amsterdamse School genoemd) gaat niet uit van de plattegrond en de functies van de ruimtes. Deze architecten behandelden een gebouw alsof het een beeldhouwwerk is dat, als in klei, in veel expressieve vormen gekneed kan worden. Dit betekent in de praktijk dat de vormgeving van de gevels allesbepalend is voor de sculpturale vorm. Het is een (decoratieve) gevelarchitectuur waaraan de plattegrond en de constructie ondergeschikt zijn. Er worden vloeiende, golvende lijnen en vormen toegepast en er is veel aandacht voor details.
Figuratief beeldhouwwerk wordt in het gebouw geïntegreerd. Kleur speelt zowel in het schilderwerk als in het materiaalgebruik een belangrijke rol. Baksteen wordt op inventieve en decoratieve manieren (verticaal, sierverbanden, siermetselwerk) en in verschillende kleurcombinaties toegepast. Men is creatief in de toepassing van afwijkende (of nieuwe) vormen zoals trapezium- en paraboolvormen (ingangspartijen), driehoekige of laddervormige vensters en ruitvormige of V-vormige roedenverdelingen. De toegepaste constructie achter de gevels is meestal traditioneel en bestaat uit dragende bakstenen muren en houten vloeren. Als een modern betonskelet wordt toegepast, wordt dit achter de plastische bakstenen gevel verstopt. In een latere fase worden de expressieve mogelijkheden van gewapend beton ook zichtbaar toegepast.
Vanaf ongeveer 1925 wordt deze uitbundigheid, door het afnemen van subsidies voor woningbouw, vaak te kostbaar. Dit leidt tot een expressionistische variant: een soberder kubistische baksteenarchitectuur die zakelijk expressionisme (1920-1935) wordt genoemd en vanuit Den Haag is ontstaan (aanvankelijk ook wel als Haagse School aangeduid). Er worden onder invloed van de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright blokvormige bouwmassa’s toegepast met grote dakoverstekken van de platte of flauw hellende daken.
Voor het vloeiende, golvende, plastische karakter van het expressionisme komt een geometrisch, strakker karakter met horizontale rechte lijnen in de plaats. Waar het expressionisme graag handvormsteen in verschillende kleuren en zelfs gesinterd (te hard gebakken en daardoor ‘misvormd’) toepast, bouwt men bij het zakelijk expressionisme bij voorkeur met strakke, gladde strengperssteen in opvallende kleuren (geel) en past men een verdiepte en eventueel schuine voeg toe voor een mooie schaduwwerking. Zowel het expressionisme als het zakelijk expressionisme zijn in heel Nederland, in meer of minder ‘stijlzuivere’ vorm, erg veel toegepast voor zowel woningbouw als voor andere gebouwtypes.
Functionalisme en traditionalisme
Rond 1915 ontstaat onder architecten nog een andere reactie op het rationalisme, die van invloed op het gewone jarendertighuis zal zijn. Dit functionalisme (ook wel: Modernisme, Nieuwe Zakelijkheid, Nieuwe Bouwen, De Stijl) waarin architecten en kunstschilders samenwerken, streeft naar een abstracte stijl zonder decoratie en ornamenten. De abstracte vormgeving wordt als ‘universeel’ beschouwd en is gespeend van iedere vorm van individualiteit want iedereen is gelijk. Doelmatigheid en de gebruiksfunctie van het gebouw zijn leidraad en allesbepalend voor het ontwerp. De functie bepaalt de vorm van het gebouw. Kenmerken zijn vaak de platte daken, de witgepleisterde gevels en het gebrek aan decoratie. Opvallend zijn de open en transparante gevels (vliesgevels), waardoor binnen en buiten als het ware in elkaar overgaan. In het functionalisme wordt ambachtelijkheid vermeden en worden beton en industrialisatie omarmd. Dit maakte grote dakoverstekken en asymmetrische gevelindelingen en vrije plattegronden mogelijk.
Het jarendertighuis kan ook elementen van het traditionalisme (ook wel: Delftse School) in zich hebben. Deze stijl is rond 1925 als reactie op het functionalisme ontstaan. Het is een herinterpretatie van de traditionele Hollandse bouwwijze. Het is een herkenbare sobere baksteenarchitectuur die, in tegenstelling tot het expressionisme waarbij de baksteenarchitectuur een persoonlijke expressie van de architect is, als universeel en tijdloos beschouwd word. Kenmerkend zijn de traditionele hoofdvormen, de hoge, schuine, met pannen gedekte daken, de kleine overstekken en de gesloten bakstenen gevels. Er worden natuurlijke materialen (baksteen, hout, steen) gebruikt. Overigens worden geregeld moderne materialen (beton) achter bakstenen gevels weggewerkt.
Zo herken je een jarendertighuis: bouwstijl
De gewone jarendertighuizen horen niet tot de trendsettende bovenstroom van toparchitectuur die stijlzuiver in één van de heersende bouwstijlen zijn gebouwd. De overgrote meerderheid van de woningen hoort tot de grote, trendvolgende, soberder uitgevoerde maar belangrijke en zorgvuldig gebouwde onderstroom. Jarendertighuizen zijn ofwel gebouwd in een soberdere uitvoering van een bouwstijl óf er zijn stilistische invloeden van een bouwstijl te herkennen óf er zijn slechts details uit een bouwstijl verwerkt.
Bij veel jarendertighuizen worden echter elementen uit verschillende stijlen gecombineerd. Er ontstaat als het ware een balansstijl die de vernieuwende plastische, sculpturale vormenrijkdom van het expressionisme combineert met de soberheid, horizontaliteit en functionaliteit van het functionalisme en met de traditionele bouwvormen van het traditionalisme. Hoewel de verschillen groot zijn (stad of dorp, budget, arbeiderswoning of middenstandswoning), zijn er karakteristieken aan te wijzen die het jarendertighuis herkenbaar maken. Uitgangspunt voor het ontwerp van álle huizen is een goede woon- én leefomgeving met voldoende licht, lucht en ruimte in en rond de woningen.
Ligging en straatbeeld
De meeste gewone jarendertighuizen staan in een meer of minder ruim opgezette tuindorp-achtige wijk of omgeving die op een vanzelfsprekende manier aanluit bij de oudere stadsdelen. Het zijn de eerste uitbreidingwijken die, vanaf de jaren twintig, op basis van een (verplicht) uitbreidingsplan zijn gebouwd. Er is zoveel mogelijk ruimte voor openbaar én privé groen. Veel jarendertighuizen hebben een achtertuin en waar het kan ook een voortuin. Er is met hagen of met zeer zorgvuldig vormgegeven tuinhekken of -muurtjes, een duidelijke afscheiding tussen de privé voortuin en de openbare straat. Een ruim en groen straatprofiel sluit hierbij aan. Als er geen voortuinen zijn, worden hofjes en parkjes aangelegd. De kleine, helder, gestructureerde, vrij besloten door particulieren ontwikkelde wijken in de steden sluiten op een vanzelfsprekende manier aan bij de oudere stadsdelen. Ook het straatbeeld heeft een zekere regelmaat, waarbij twee-onder-één-kaphuizen, korte en langere bouwblokken worden afgewisseld. Levendigheid en individuele herkenbaarheid van rijwoningen ontstaat door het herhalen van onderdelen zoals erkers, die het strakke beeld doorbreken en waardoor een bepaalde mate van individualiteit en eigenheid ontstaat.
Kenmerken: erkers, balkons, bloembakken
Jarendertighuizen zijn robuuste, in baksteen opgetrokken huizen die bestaan uit strakke blokvormige bouwmassa’s die worden onderbroken door uitspringende onderdelen. Aan de voorzijde is bijvoorbeeld vaak een erker, over één of twee verdiepingen of met balkon op de verdieping. Balkons zijn een integraal onderdeel van het ontwerp en zijn in baksteen uitgevoerd. De erkers hebben meestal een bakstenen onderbouw en zorgen dat extra daglicht binnen komt. De woningen zijn op een traditionele manier gebouwd met bakstenen gevels en houten vloeren en balklagen. Kenmerkend is de zorgvuldig vormgegeven en geleidelijke overgang van binnen naar buiten en vice versa. Aan de achterzijde met serres, openslaande deuren, terrassen, bordessen en trappen. Aan de voorzijde functioneren erkers en de entree met toeleidend pad, met stoep én met een geïntegreerde bakstenen bloembak als verbindingselement.
De entree is vrijwel altijd beschut door een luifel of is teruggeplaatst achter de voorgevel of in een portiek. De individualiteit of in ieder geval de herkenbaarheid van elke woning kan met deze elementen worden benadrukt. Wat betreft dakvorm komt zowel het moderne platte dak voor als de meer traditionele kapvormen met hellende daken (zadeldak, schilddak). Beide dakvormen hebben vaak een fors dakoverstek. De forse, hoge, steile kap biedt veel ruimte en is gedekt met keramische dakpannen. Direct onder het dakoverstek worden wel repeterende series brede vensters toegepast die de horizontaliteit benadrukken.
Onder de vensters op de verdieping is vaak een houten bloembak aangebracht. Hoge schoorstenen, vaak met uitspringend gemetselde banden, functioneren als sierelement. Dakkapellen geven licht, lucht en ruimte in de kap en worden uitgevoerd in vormen die bij de rest van het pand aansluiten. Het zijn vaak opvallende vormen (gebogen, laag, breed, driehoek) met een eveneens overstekende kleine kap of plat dak. Er worden zowel grote vensters toegepast als veel verschillende geometrische venstervormen variërend van ovale vensters tot laddervensters en driehoekige vensters.
Ambachtelijkheid en details: glas-in-lood
Het afwerkingsniveau van een jarendertighuis is hoog. Het vakmanschap van de bouwvakkers is groot. Een zorgvuldige toepassing van goede materialen en veel aandacht voor details zijn zowel in het interieur als het exterieur kenmerkend voor het jarendertighuis. Er is altijd wel opvallend metselwerk toegepast. Dit kan variëren van een eenvoudige, uitkragende vorm in de topgevel tot uitbundige toepassing van verschillende kleuren en formaten (lager en langer) baksteen, afwijkende metselverbanden (staande, uitkragende stenen) en rijk uitgewerkte portieken met ronde vormen, pijlers en bloembakken.
Veel voorkomend is een hoge plint, tot aan de vensters, die met een uitkragende gepleisterde band, een rand geglazuurde profielstenen of een koppenlaag is gescheiden van de rest van de gevel die in een andere kleur baksteen is opgetrokken. Veelvoorkomend is ook een verdiepte voeg. Soms is de voeg afgeschuind.
Er worden verschillende kleuren van zowel gladde strengpersstenen als ruwere, iets ongelijkmatiger gevormde handvormstenen gebruikt. Ambachtelijk houtwerk met veel detaillering is kenmerkend voor het jarendertighuis. Denk daarbij niet alleen aan tuinhekken en voordeuren maar ook aan luifels, dakkapellen, geprofileerde kozijnen, roeden en omtimmeringen van goten en dakoverstekken. In het interieur worden paneeldeuren, deuromlijstingen, schuifdeuren, trapleuningen en trappalen gedetailleerd afgewerkt. Glas-in-lood is veel toegepast in zowel het exterieur als het interieur. Dit is eenvoudig, kleurrijk glas-in-lood in geometrische motieven dat bijvoorbeeld in bovenlichten van erkers en voordeuren of bij schuifdeuren is toegepast.
Alles klopt bij het jarendertighuis
Wat zijn de factoren waardoor woningen uit het Interbellum, of het nu rijtjeswoningen, appartementen of twee-onder-een-kapwoningen zijn, nog altijd hoog gewaardeerd worden? Het zijn vooral de hierboven genoemde karakteristieken die het jarendertighuis aantrekkelijk maken. Het zijn degelijke, praktisch ingedeelde, efficiënte, comfortabele, vrij ruime, zorgvuldig ontworpen woningen van goede kwaliteit die op een ambachtelijke manier met veel aandacht voor details en met goede materialen zijn gebouwd.
De combinatie van enerzijds allure, statigheid en de chique uitstraling zonder al te veel monumentaliteit en zonder de uitstraling van enorme rijkdom met anderzijds de burgelijke soberheid, degelijkheid, gezelligheid, huiselijkheid en ambachtelijkheid, wordt erg gewaardeerd en roept een welhaast romantisch gevoel op. Alles klopt bij het jarendertighuis. De architectuur en alle eerder genoemde aspecten zijn volledig op elkaar afgestemd en met elkaar in harmonie. De woningen zijn, zeker als oorspronkelijke details zoals bijvoorbeeld glas-in-lood, stucplafonds en lambrisering nog aanwezig zijn, van zichzelf sfeervol, stijlvol en karakteristiek en bij aanschaf in de huidige tijd als het ware al af.
Het is gebleken dat de woningen degelijk gebouwd zijn, al vragen ze wel onderhoud. De ligging relatief dicht bij het (stads)centrum in een vrij ruim opgezette, groene, tuindorp-achtige (schilderachtige) omgeving speelt een belangrijke rol. Als er tuinen zijn dan zijn deze relatief groot. Bij het jarendertighuis is een evenwicht gevonden tussen modern en traditioneel, tussen binnen en buiten, tussen stedelijkheid en buitenleven en tussen schoonheid en functionaliteit.
Moderne jarendertighuizen: wat is anders?
De populariteit en de schaarste van woningen uit het Interbellum zorgde er zo’n vijfentwintig jaar geleden voor dat bouwers nieuwbouwwoningen in neo-jarendertigstijl ontwikkelden. Dit zijn degelijke en functionele woningen, vaak in de vorm van een twee-onder-een-kapwoning. Net als tijdens het Interbellum ofwel in de vorm van een blokvormige tweelaags bouwmassa met schilddak ofwel met asymmetrische, verspringende, haakse bouwmassa’s met hoge traditionele topgevels. Soms zijn de woningen zo opgezet dat wat een vrijstaand jarendertighuis lijkt in werkelijkheid een twee-onder-eenkapwoning is. Soms wordt een gebogen kap toegepast. De overeenkomsten betreffen verder onder meer de variatie in venstervormen, het gebruik van (verschillende kleuren) baksteen en een ver overstekend, vaak vrij hoge met pannen gedekte kap.
Veelvoorkomend is de toepassing van erkers op een bakstenen onderbouw met overstekend plat dak. Als sprake is van enige detaillering dan zijn luifels boven de voordeur gebruikt en heeft de voordeur zij- en bovenlichten. Dakkapellen zijn vaak vrij standaard maar soms in een gebogen of driehoekige vorm uitgevoerd.
Het onderscheid met de oorspronkelijke jarendertighuizen zit hem onder meer in de kwaliteit en de verfijning van het materiaalgebruik, van het afwerkingsniveau en van de ambachtelijkheid. De huidige woningen zijn op een grootschaliger, industriële wijze geproduceerd. Detaillering van het metselwerk en van het houtwerk zoals bijvoorbeeld kozijnen, dakkapellen en van omtimmeringen van dakoverstekken ontbreekt. Een geprofileerd houten binnendeurkozijn is vervangen door een kozijn dat bestaat uit stalen kokers. Geprofileerde omtimmeringen zijn door vlak houten of kunststof plaatmateriaal vervangen. Ook de overgang van binnen naar buiten is niet uitgewerkt met bijvoorbeeld een geïntegreerde bloembak of luifel.
De huidige eengezinswoningen zijn groter, bieden een veel moderner wooncomfort en hebben een voor- en achtertuin maar staan op een relatief kleiner kavel. In het interieur zijn de plafonds lager en neemt de keuken een prominentere plaats in. Hoewel er veel parken en speelplekken zijn aangelegd, zijn in vergelijking met een jarendertigtuinwijk de straatprofielen krapper, de kavels kleiner en is de bebouwingsdichtheid van de kavels groter.
Conclusie
In Nederland zijn veel karakteristieke en herkenbare jarendertighuizen gebouwd. Ze blijken een aantal zeer goede eigenschappen te hebben waardoor ze nog steeds in trek zijn. Elementen als sfeer, ruimte, allure, schoonheid, degelijkheid en de uitstraling van vakmanschap hebben een grote aantrekkingskracht. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de laatste decennia veel neo-jarendertighuizen worden gebouwd. Deze zijn vanwege de uitstraling van hun exterieur zeer in trek, maar kunnen afgezien van het moderne wooncomfort, vanwege de minder ambachtelijke uitvoering, het strakke interieur en de kleine kavels niet wedijveren met hun originelen.
Meer weten over dit onderwerp? Bekijk het literatuuroverzicht.
Plaats een reactie
Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?
Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.
Ontvang de laatste verhalen in je mailbox
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!
7 reacties
Bijzonder al die details beschreven, ik kijk nu heel anders naar onze jaren 30 woning.
Leuk om te lezen! Ik ben net de gelukkige eigenaar van een jaren 30 woning geworden, ontzettend interessant om wat van de achtergrond te lezen! Dank!
Ik woon in een jaren 30 woning die nog door de fabriek van lips is neergezet.. zocht inspiratie voor een nieuwe voordeur (jaren 70 deur) heerlijk genieten dit artikel
Ik wil huis uit 1932 kopen en vind t verhaal mooi opgebouwd met diverse bouwstijlen. Mis wel artikel over houten vloeren en draagconstructie van houten balken.
Wij wonen in een huis uit 1923/1926 en inderdaad houten vloeren waar vloertegels zo opgelijmd worden , dat ze te gehorig worden, Gemeente heeft het te druk met opbouw van een 3e woonlaag , en andere dingen , dat hieraan voorbij gelopen word . Zo jammer Mooie huizen met 8x13 m tuinen . Maar waar vocht anno 2023 nog steeds een probleem is , houten vloeren zorgen ervoor dat tegels breken . En door de scheuren sijpelt sop . Waarmee de wc vloer schoongemaakt word . In de gezellige heesterwijk .
Geweldige site! Vond er mijn ouderlijk huis uit 1938 terug maar wil graag weten wat er toen voor is betaald? Iemand een idee, kan niet snel wat vinden. Bij overlijden ouder in superstaat verkocht voor 220.000 gulden staat nu te koop voor 460.000 euro? Wat een krankzinnige wereld leven wij..2023
Heel interessant en inspirerend om deze mooie beschrijving te lezen van de jaren dertig huizen. Prachtige foto’s en met kennis van zaken geschreven. Wij gaan binnenkort in een jaren dertig huis wonen, dus het was voor ons echt interssant om te lezen.