Naar overzicht

Tien x Graven van Holland

Evert van Ginkel
— 4 reacties

Wat weet jij eigenlijk van het Graafschap Holland? Tien plaatsen van herinnering, van Vlaardingen tot Voorhout.

Het Graafschap Holland bestaat al heel lang niet meer. Er kwam een einde aan in 1581, toen koning Filips II van Spanje, die de erfelijke graventitel droeg, door de Staten van Holland werd afgezworen als landsheer. Dat is meer dan vijf eeuwen geleden, maar het graafschap bestond toen nog aanzienlijk langer: zo’n zevenhonderd jaar. Het heeft een bijna ongelooflijke geschiedenis. Van een dunbevolkte streek die voor driekwart uit water en moeras bestond, groeide het uit tot een Europese economische macht van betekenis.

De mannen (en vrouwen) die het graafschap leidden, waren meer dan alleen hoogwaardigheidsbekleders. Ze voerden oorlogen en intrigeerden, maar ze lieten ook het woeste land ontginnen, emancipeerden de jonge Hollandse steden en lieten bijzondere gebouwen neerzetten. In dit artikel besteden we aandacht aan tien Hollandse plekken die herinneren aan de Graven van Holland, hun wederwaardigheden en hun historische betekenis voor de huidige steden en provincies.

1. Vlaardingen, Markt 11: beeld van Dirk III (1963)

Foto F. Eveleens CC BY SA 3.0

Een beetje nors kijkt hij op ons neer, naast de ingangspartij van het Vlaardingse stadhuis: graaf Dirk III van Holland. Duizend jaar geleden, op 29 juli 1018, behaalde hij niet ver hiervandaan een onverwachte en klinkende overwinning op zijn leenheren, de bisschop van Utrecht en de Duitse keizer. De Slag bij Vlaardingen, uitgevochten op de drassige, nog onbedijkte oevers van de Maas, wordt door velen gezien als het begin van het onafhankelijk optredende graafschap Holland, en graaf Dirk als de grondlegger ervan.

Zonder iets aan zijn historische betekenis af te willen doen, moeten we toch Dirk en zijn graafschap een beetje relativeren. Om te beginnen bestond er nog niet zoiets als het Holland dat we nu kennen. Als de naam al werd genoemd, sloeg dat vermoedelijk op een gebied aan weerszijden van de Oude Rijn. Dirks voorvaderen, tamelijk schimmige figuren over wie niet veel bijzonderheden bekend zijn, hadden sinds bijna anderhalve eeuw die streek en andere tussen de Waddenzee en de Maasdelta in leen van de Duitse keizer. Men sprak van `West-Frisia’ en zijn graven. Alleenheersers waren zij daar niet.

Het waterrijke land was nog nauwelijks ontgonnen en zeer dun bevolkt, er lag niets wat je een 'stad’ zou kunnen noemen, en er waren geen grafelijke paleizen of burchten. De graven hadden geen vaste residentie, maar trokken rond langs hun persoonlijke domeinen, waar ze recht spraken, belastingen inden en bestuurszaken afwikkelden. Bij Vlaardingen aan de Maas, een handelsnederzetting van een paar honderd inwoners, lag een van die grafelijke pleisterplaatsen. Die trok de aandacht van graaf Dirk, in 1018 een man van vermoedelijk even in de dertig – zijn geboortejaar is niet bekend. Ook weten we niet, of hij het was die een groep kolonisten uitnodigde of toestond om het woeste 'Merwedewoud' langs de Maas te ontginnen. Misschien trof hij ze daar al aan en maakte hij graag gebruik van hun nuttige werk: onontgonnen gebieden waren grafelijk eigendom, en de cultivering ervan bracht belastinginkomsten (in natura) op.

Hoe dan ook, Dirk ging investeren in Vlaardingen. Hij liet er een versterking bouwen en ging er tol heffen van de kooplieden uit het achterland, die hierlangs kwamen varen met hun handel.

Het was die tolheffing die hem in conflict bracht met zijn hoge Duitse landsheer. Die stuurde een ridderleger op hem af, dat hij met behulp van diezelfde Friezen wist te verslaan tussen de sloten en kreken van de Maasoever. Kroniekschrijvers spraken er schande van en schilderden Dirk af als roverhoofdman. Misschien was hij dat ook wel een beetje. In ieder geval zal hij niet hebben geleken op de bemantelde edelman die beeldhouwer Albert Termote rond 1960 verbeeldde voor de nieuwe aanbouw van het Vlaardingse raadhuis. Maar daar herinnert men zich de graaf dan ook liever als de man die de stad én het graafschap groot maakte.

2. Egmond-Binnen, Abdijlaan 26: Sint-Adalbertabdij (1935-1953)

Foto: R. Hoogewoud (Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Dirk III overleed in 1039, eenentwintig jaar na zijn overwinning bij Vlaardingen, in bed, wat meer uitzondering dan regel was voor de krijgszuchtige graven van Holland. Hij werd begraven in de Sint-Adalbertabdij te Egmond, gesticht door zijn overgrootvader Dirk I, die precies een eeuw eerder was gestorven. Ook hij was er bijgezet, net als zijn opvolgers. Het klooster lag dan ook op een speciale plek: hier lag de heilige Adalbert, een Ierse monnik die in de achtste eeuw de heidense Friezen kwam kerstenen, begraven. Van heinde en verre kwamen gelovigen naar het kapelletje dat boven zijn gebeente was gebouwd.

Godvruchtige graaf Dirk I liet Adalberts resten opgraven en gaf ze een nieuwe, passende rustplaats onder een gloednieuwe abdij, bewoond en beheerd door Benedictijner monniken. Die baden voortaan voor het zielenheil van de stichter en zijn nakomelingen, wat erg belangrijk was voor een middeleeuws edelman.

Aan die innige band tussen gravenhuis en abdij kwam een eind na de dood in 1121 van graaf Floris II, de achterkleinzoon van Dirk III. Diens weduwe Petronilla, een wilskrachtige dame, bemoeide zich met het bestuur van het klooster en maakte zich daardoor weinig geliefd. Haar oudste zoon, Dirk VI, maakte het er niet beter op. Het conflict liep zo hoog op dat de graaf door de abt van het klooster in de ban werd gedaan en er niet mocht worden begraven. Sindsdien vonden de meeste graven van Holland hun laatste rustplaats onder de jongere abdij van Rijnsburg.

Toch wees niets op die slechte verstandhouding tussen gravenhuis en kloosterorde toen Petronilla en Dirk rond 1125 een zandstenen reliëf schonken aan de abdij. Het toont de knielende graaf en gravin-moeder aan weerszijden van de apostel Petrus.`Hier bidt Thideric, Petronilla verfraait dit (bouw)werk’, staat er (in het Latijn) onder gebeiteld. Dit timpaan werd aangebracht boven een poort in de westgevel van de abdijkerk. Daar bleef het zitten, nog lang nadat in 1573 het oude klooster door de Geuzen in brand werd gestoken. Toen in 1800 de laatste resten werden gesloopt, is het timpaan behouden gebleven. Dit oudste beeldhouwwerk van Holland kwam in 1842 in bezit van het Rijksmuseum in Amsterdam en is daar nog steeds te zien.

Van het legendarische klooster zelf, ooit het grootste gebouwencomplex van Holland, is niets over. Ja, toch: de veronderstelde stoffelijke resten van de heilige Adalbert, die nog rusten onder het nieuwe kloostergebouw dat in 1935 een paar honderd meter van de historische plek werd gebouwd.

3. Leiden, Gerecht: Gravensteen (ca. 1200)

Foto: Erik Zachte

Net als Vlaardingen aan de Maas was Leiden aan de (Oude) Rijn een van de plaatsen waar de graven van Holland een eigen verblijfplaats, een 'hof’ hadden. Die van Leiden lag in het huidige centrum van de stad, tussen Rapenburg en Steenschuur. De huidige Pieterskerk is de grote, vijftiende-eeuwse opvolger van de grafelijke kapel, waar overigens nooit een spoor van is teruggevonden en waarover ook historisch weinig bekend is. Hij zou rond 1100 zijn gebouwd.

Een eeuw later verrees vlakbij die kapel een vierkante stenen toren op het hofterrein. Dit `Gravensteen’ diende later als gevangenis, en het benedengewelf heeft misschien altijd die functie gehad, maar het is niet waarschijnlijk dat dit voor die tijd machtige bouwwerk alleen daarvoor bedoeld was. Zoveel gevangenen zal de graaf niet hebben gehuisvest. Een woning was het zeker niet. Eerder was het een onverwoestbaar teken van grafelijke macht, uittorenend boven de eenvoudige houten huizen van de prille stad.

Vanaf de toren kon men, een paar honderd meter naar het oosten gelegen, een andere, oudere versterking zien liggen: de Burcht, een ronde ringwal op een meer dan tien meter hoge kunstmatige heuvel, opgetrokken van blokken tufsteen die mogelijk uit oude Romeinse forten waren gesloopt. Graaf Dirk VI wordt wel aangewezen als de bouwheer. Merkwaardigerwijze was hij niet de burchtheer. Dat was de burggraaf van Leiden, oorspronkelijk een leenman van de bisschop van Utrecht, later van de graaf van Holland.

De verhoudingen tussen graaf en burggraaf zijn niet helemaal duidelijk, maar de middeleeuwse (machts)politiek is dan ook buitengewoon ingewikkeld. Om een voorbeeld te geven: in 1203 volgde de vijftienjarige Ada als enige dochter van graaf Dirk VII haar vader op. Diens broer Willem betwistte echter haar aanspraken, waarop ze vluchtte naar de Leidse Burcht. Die werd daarop door de toenmalige burggraaf, die de kant van Willem had gekozen, belegerd en ingenomen. Ada werd niet in het nabijgelegen Gravensteen gevangen gezet, maar naar Engeland gestuurd, waar ze huisarrest kreeg. Ze kwam pas vrij toen oom Willem een jarenlange oorlog om de heerschappij in Holland had gewonnen.

Het Gravensteen overleefde deze en andere oorlogen. In 1463 werd de bouwvallige toren door de toenmalige graaf, Filips van Bourgondië, aan de stad Leiden overgedragen. Het was toen wel degelijk de stadsgevangenis. Er groeide een heel complex gebouwen omheen, waaronder een tuchthuis. Op het Gerecht, het ernaast gelegen plein, werden lijfstraffen uitgedeeld en executies voltrokken. Pas halverwege de negentiende eeuw kreeg het Gravensteen andere functies. Het is nu Rijksmonument en is onderdeel van de Juridische Faculteit van de Leidse Universiteit. In tegenstelling tot het Gravensteen is de Burcht, dat andere symbool van grafelijke macht, vrij toegankelijk.

4. Den Haag, Binnenhof: de Grafelijke Zalen (c. 1230-1290)

Detail van de fontein op het Binnenhof. Foto: Cqui CC BY SA 3.0

`Ter nagedachtenis van Willem II, Roomsch Koning en Graaf van Holland. Begunstiger der stedelijke vrijheden, beschermer der kunst, stichter der kasteelen in 's-Gravenhage en Haarlem, geb. MCCXXVII †MCCLVI†’.

Dit opschrift op de fontein op het Binnenhof laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Hier wordt een Hollandse graaf geëerd die het van al zijn voorvaderen en nakomelingen het verst bracht. Willem II, kleinzoon van de Willem die in 1203 zijn nichtje Ada van de Hollandse troon had gestoten, werd in 1248 gekozen tot `Rooms –Koning’ van het Duitse Rijk. Het kostte hem daarna nog jaren van strijd om die benoeming algemeen geaccepteerd te krijgen door zijn Duitse medevorsten, en de letterlijke bekroning van zijn inspanningen – de verheffing tot keizer door de paus in Rome – heeft hij niet meer meegemaakt. Dat had hij louter aan zichzelf te wijten. Voordat hij naar Rome vertrok, wilde hij nog met de opstandige Westfriezen in zijn eigen graafschap afrekenen. Het werd zijn ondergang: voor zijn leger uitrijdend, zakte hij bij Hoogwoud door het ijs en werd door Friese kinkels doodgeslagen. Je zou kunnen zeggen, dat hij zijn prioriteiten niet goed op orde had.

Door het reizen en trekken van slagveld naar slagveld kon hij maar weinig tijd doorbrengen op de nieuwe grafelijke hof in Die Haghe, in de duinen tussen Leiden en Monster. Daar had zijn vader, Floris IV, een terrein gekocht waar hij was begonnen met de bouw van een riant verblijf. Hier kon de graaf, zo is de gedachte, onafhankelijker opereren dan vanuit de steden, die in de dertiende eeuw steeds onafhankelijker en veeleisender werden.

Willem II hield vast aan deze fraaie locatie in het open terrein. Een vijftiende-eeuwse bron beschrijft hoe hij `inden Haghe quam’ en daar `dede ontbieden verstandelijke wercluden om een coninclic palays aldaer te maken, dat nu hudens dagens die oude zael hiet.’ Dat moet omstreeks zijn uitverkiezing tot Rooms-Koning zijn geweest. De 'werklieden met kennis van zaken’ waren waarschijnlijk afkomstig uit Duitsland of Vlaanderen, omdat in Holland zelf nog maar weinig ervaring was met het bouwen van grote stenen gebouwen. De 'oude zaal' bestaat nog steeds: hij gaat schuil achter de veel bekender en imposanter Ridderzaal, icoon van het tegenwoordige Binnenhofcomplex en van onze constitutionele monarchie. Dat bouwwerk, dat zowel kasteel- als paleisachtige trekken heeft, is een geesteskind van Willems nog beroemder zoon Floris V. Het stond lang bekend als de 'Grote Zaal'. De romantische naam Ridderzaal raakte pas in de 19de eeuw in zwang. Toen werd ook een grootschalige restauratie uitgevoerd van de voorgevel.

Het resultaat viel erg in de smaak. Als dank daarvoor schonk de Haagse burgerij aan de regering een fontein, een merkwaardige melange van natuursteen en smeedijzer, ontworpen door de architect P. Cuypers die ook de restauratie had begeleid. Het werd bekroond met een verguld beeldje van graaf-koning Willem II, van de hand van beeldhouwer Ludwig Jünger. Sinds 1885 kijkt Willem uit over het Binnenhof, niet naar de zaal van zijn zoon overigens, maar in de richting van Des Graven Hage, het dorp dat rond het grafelijke zalencomplex ontstond.

5. Muiden, Herengracht 1: Muiderslot

Foto: Oleg Muravskiy CC BY SA 3.0

Het Muiderslot is voor velen hét middeleeuwse kasteel bij uitstek. Zijn ronde torens, zijn muren met kantelen, de slotgracht, de ophaalbrug… 'Walt Disney zou er zeer tevreden over zijn geweest’ aldus de historicus Maarten van Rossem. Er is in de loop van zijn meer dan zevenhonderdjarig bestaan veel aan her- en verbouwd, onder meer door dezelfde architect Cuypers die de Ridderzaal restaureerde. Het slot beantwoordt vast meer aan onze smaak dan het laat-dertiende-eeuwse origineel. Toch is de hele opzet kenmerkend voor die tijd.

Halverwege de 13de eeuw werden de ronde burchten op een heuveltje of eilandje, zoals de Burcht van Leiden of het kasteel van Teylingen, als verouderd beschouwd. Naar Engels voorbeeld verschenen ook in Holland de vierkante kastelen met hoektorens. De bouwwijze van de grafelijke zalen in Den Haag doet daaraan denken, en Huis te Riviere in Schiedam, gesticht door de zuster van graaf-koning Willem II, is er een vroeg voorbeeld van. Het was echter Willems zoon Floris V die dit nieuwe kasteeltype op meerdere plaatsen in Holland liet verrijzen.

Floris V is, navrant genoeg, vooral beroemd geworden doordat hij door zijn edelen werd vermoord. 1296 is daardoor een 'canoniek’ jaar geworden in de Hollandse geschiedenis. maar Floris was veel méér dan alleen slachtoffer. Tijdens zijn regeringsperiode van meer dan 25 jaar voerde hij met succes strijd tegen ondergeschikte, maar machtige edelen, tegen zijn zuiderbuur Vlaanderen, zijn oosterbuur Utrecht en zijn immer opstandige onderdanen in Westfriesland. Daarbij legde hij min of meer de definitieve grenzen van het graafschap vast. Hij was een pretendent voor de troon van Schotland en liet zijn zoon een huwelijk sluiten met een Engelse prinses.

Hij vocht, intrigeerde, kocht om en paaide om zijn doelen te bereiken. Daarvan profiteerden de steden – onder ander Gouda, Leiden, Medemblik, Schiedam en Vlaardingen kregen van Floris het stadsrecht of zagen het bevestigd – , de kooplieden en de plattelandsbevolking. Tegenstanders zette hij effectief klem. In het Westfriese gebied liet hij drie van de nieuwerwetse vierkante kastelen bouwen, en de monding van de Vecht liet hij controleren door eenzelfde burcht bij Muiden, waar al een tolhuis stond.

Zijn machtspolitiek werd hem tenslotte noodlottig. Hij voerde geheime besprekingen met de Franse koning en schond daarmee het bondgenootschap dat hij had gesloten met de Engelse koning. Die had weinig moeite om Hollandse edelen te vinden die wraak wilden nemen op hun dominante graaf. Hun poging om hem naar Engeland te ontvoeren, liep echter niet helemaal volgens plan. Zijn eigen klerk Melis Stoke schreef niet lang daarna:`si voeren te Muden metten grave ten huse dat hi hadde ghecocht ende doen maken’ – dat huis was het Muiderslot, weten wij. In het nauw gebracht door toegestroomde aanhangers van de graaf sloegen ze hem liever dood dan dat ze hem overdroegen aan zijn bevrijders. Een legende was geboren, waarschijnlijk op zichtafstand van de ronde torens die nu nog uitkijken over de monding van de Vecht.

6. Rijnsburg, Kerkstraat 32: gedenkteken voor begraven graven

Foto: Richardkiwi CC BY SA 2.5

Rijnsburg, sinds 2006 deel van de gemeente Katwijk, heeft nooit stadrechten gehad. Toch was het in de Vroege en Volle Middeleeuwen, tussen 600 en 1300, een van de belangrijkste plaatsen van Holland. In de Merovingische en Karolingische periode ontwikkelde zich hier een voor die tijd drukke handels- en ambachtsnederzetting, en er heeft in de 10de en 11de eeuw een ringwalburcht gelegen van waaruit de Oude Rijn kon worden bewaakt. Op het binnenterrein van die versterking stond een kapelletje uit circa 775, een van de vroegst bekende christelijke gebouwen van Holland. Naast deze kapel waren mannen begraven die, gezien de verwondingen aan hun skeletten, een nogal ruig militair leven te paard hadden geleid.

Het is niet verwonderlijk dat latere roekeloze krijgers, de graven van Holland, belangen hadden in deze strategisch en economisch belangrijke plaats. Graaf Dirk IV, net als zijn vader Dirk III een rebelse natuur, moest in 1047 een gevoelig verlies incasseren toen de Duitse keizer zijn `zeer sterke burcht’ te Rijnsburg liet verwoesten tijdens een strafexpeditie. Dat moet wel de oude ringwalburcht zijn geweest. Waarschijnlijk is de Leidse burcht er de opvolger van.

Ruim tachtig jaar later verrees op het voormalige burchtterrein van Rijnsburg een nonnenklooster, gewijd aan Maria. Initiatiefneemster was de vrome gravin Petronilla, die zich eerder zo intensief had beziggehouden met de abdij van Egmond. Zij werd ook begraven in Rijnsburg, net als de meeste van haar nakomelingen. De beroemdste van hen was Floris V. Aanvankelijk was hij bijgezet in Alkmaar, maar men bedacht zich en bracht zijn stoffelijk overschot alsnog naar het familiegraf `te Reinsborch int cloester rike. Daer laghen in desghelike/ sijn wijf ende sijn dochter bede’, aldus zijn bedroefde klerk Melis Stoke. Ook zijn enige, jonggestorven zoon Jan werd een paar jaar na zijn vader in Rijnsburg begraven. Hij was de laatste graaf van het oude Hollandse huis, en de laatste graaf van Holland die in Rijnsburg een laatste rustplaats vond.

'Rustplaats' is een betrekkelijk begrip. In 1573 werd het oude klooster tijdens het beleg van Leiden verwoest, zo grondig dat 'selvs de Grafsteden der Hollandsche Graven niet aan haar plaats gebleven zijn’, vertelt een achttiende-eeuwse bron. Eén toren van de kloosterkerk bleef behouden en bestaat nog als toren van de huidige Grote Kerk. Daarachter duiden opgemetselde muurtjes de contouren aan van het koor en de apsis van de vroegere kloosterkerk. Die werden blootgelegd bij opgravingen tussen 1949 en 1965, samen met een aantal skeletten. 'De graven van Holland!’ wisten onderzoekers te vertellen. Eén skelet werd, op grond van de vele kwetsuren, toegeschreven aan de zo beestachtig vermoorde Floris V. Latere archeologen bestreden dit. Radiokoolstofdateringen van de botten wezen uit dat die eeuwen ouder waren dan de tijd van Floris en zijn voorvaderen. Niet waar, protesteerden anderen: de graven aten als goede katholieken veel vis, wat de dateringsmethode beïnvloedt. Men is er nog niet uit…

In Rijnsburg had men inmiddels de skeletten herbegraven op de plaats waar ze waren gevonden. De namen van de begraven graven werden in een gedenksteen gebeiteld en er werd in 2001 een levensgroot standbeeld opgericht voor Floris, `graaf van Holland en Zeeland, heer van Friesland’, met een kroon op het hoofd en een wel zeer forse roofvogel op zijn arm. Of hij hier begraven ligt, is de vraag, maar vergeten zal men hem niet snel.

7. Delft, Oostpoort 1: de Oostpoort

Foto: Michiel Verbeek CC BY SA 3.0

De Oostpoort in Delft is de laatste van acht middeleeuwse poorten die toegang gaven tot de ommuurde stad Delft, en één van de weinige die in Holland nog zijn gespaard. In de tweede helft van de 19de eeuw nam de bevolking van de Hollandse steden in korte tijd snel toe. Met groot enthousiasme zijn toen de middeleeuwse muren en poorten gesloopt om ruimte te bieden voor uitbreiding buiten de eeuwenoude stadsgrenzen. Dat was beslist nodig, maar stedenbouwkundigen van nu zouden beslist anders met deze monumenten omgaan.

Het waren trouwens niet de oorspronkelijke poorten en muren die in Delft werden verwijderd. Ze dateerden, net als de bewaard gebleven Oostpoort, op zijn vroegst uit het begin van de 15de eeuw. De stad, die in 1246 stadsrechten kreeg van graaf Willem II, was altijd al van een gracht voorzien en kreeg gaandeweg muren en poorten. Waarschijnlijk was dat nog niet één doorlopende muur, zoals die in de 15de eeuw werd aangelegd. In ieder geval kon Delft zich verdedigen als het moest.

In het jaar 1359 moest dat. De 14de eeuw was overal in Europa een tijd van chaos en oorlog, en in Holland was dat niet anders. Hier woedden de befaamde 'Hoekse en Kabeljauwse twisten’, in feite een permanente staat van burgeroorlog waarbij graven, edelen en steden elkaar bestreden in steeds verschillende combinaties en om zeer uiteenlopende redenen. Voor een buitenstaander (en voor ons, eenentwintigste-eeuwers) was het volkomen onduidelijk, waar het nu allemaal om ging.

Zulke buitenstaanders waren de nieuwe heersers over Holland. Hun dynastieke geschiedenis is trouwens al even ingewikkeld als de achtergrond van de Hoeken en Kabeljauwen. Kort samengevat komt het erop neer dat na de dood in 1299 van de laatste graaf van het Hollandse huis, Jan I, de graven van Henegouwen in het zuiden van België ook graven van Holland werden. De laatste Hollands-Henegouwse graaf, Willem IV, sneuvelde in 1345 tegen de Friezen, waarmee hij zijn graafschap ontredderd achterliet. Zijn zwager was koning van Beieren, en een van zijn zoons kreeg als Willem V Holland in handen. Dat kostte onder de chaotische omstandigheden de nodige moeite. Toen hij eindelijk stevig in het zadel zat, verloor hij zijn verstandelijke vermogens en werd opgesloten in een Henegouws kasteel. Zijn jongere broer Albrecht reisde af uit Beieren om hem tijdelijk te vervangen. Dat was tenminste de bedoeling. Albrecht bleef echter en werd tijdens zijn lange regering van bijna vijftig jaar een van de krachtigste bestuurders die Holland heeft gekend.

Dat merkten de bewoners van Delft al snel na Albrechts aankomst in Holland. De 'Kabeljauwse’ stad had de nieuwe graaf niet willen inhuldigen, wilde ook na redelijk overleg niet loyaal zijn en bood een toevluchtsoord aan de daders van een moordaanslag. Albrecht reageerde onverwacht snel en hard. Met zijn leger sloot hij de rebelse stad af van de buitenwereld en hongerde haar in drie maanden tijd uit, waarbij hij af en toe met een katapult een zware steen binnen de muren liet schieten. Toen de stad zich op 9 juni 1359 overgaf, volgden er geen vreselijke represailles. Wel moesten 1000 van haar mannen en 500 vrouwen zich blootsvoets naar Den Haag begeven om boete te doen. En, wat de grootste vernedering was: daags na de overgave begonnen Albrechts mannen met de sloop van de stadsmuren en –poorten. De trotse stad was weerloos gemaakt, en de zegevierende graaf vertrok tevreden naar Den Haag.

Zo komen we terug bij de Oostpoort, die rond 1400 werd opgetrokken, mogelijk nog tijdens Albrechts lange leven, of anders kort daarna. Onder het gebouw gaan ongetwijfeld nog de resten schuil van zijn zo smadelijk gesloopte veertiende-eeuwse voorganger. Bij opgravingen bleek dat in ieder geval bij de Schiedamse Poort het geval te zijn. Zo herinnert de Oostpoort indirect aan de laatste keer dat Delft zich verzette tegen de grafelijke macht.

8. Heemskerk, Rijksstraatweg 201: het Huldtoneel

Foto: Xandra Dekker CC BY SA 3.0

Een van de minst bekende, meest met vage berichten en legende omfloerste, en daardoor fascinerendste gedenktekens van het graafschap Holland ligt verscholen langs de weg die van Beverwijk naar Castricum voert. Achter een haag ligt daar een licht verhoogd, open terreintje met daarop een stenen gedenknaald. WANDELAAR WIL DIT GEDENKTEEKEN EERBIEDIGEN, maant een van de opschriften ons aan. Een ander geeft de naam van de oprichters aan, het echtpaar Gevers van Endegeest- Deutz van Assendelft, en het jaar van oprichting: 1863. Een derde inscriptie tenslotte vertelt, wat hier gebeurd moet zijn: DE GRAVEN VAN HOLLAND WERDEN HIER NAAR OVERLEVERING ALS HEEREN VAN KENNEMERLAND GEHULDIGD. Aan dat `huldigen’ heeft deze plek zijn naam Huldtoneel te danken, voor zover iemand die ooit noemt. Er zijn ook historisch overgeleverde toponiemen bekend: Siepelingheberg, Scippelinge en Scepelenberge. Interessanter dan de verklaring van deze naam is de vraag: wat is dit voor heuvel, en werden hier inderdaad de graven van Holland erkend door de Kennemers als hun landsheer, of is dat alleen `naar overlevering’?

In feite zijn er maar twee betrouwbare vermeldingen van zo’n feit bekend, en ze zijn allebei wat vaag. De eerste betreft een bezoek dat Albrecht van Beieren, de daadkrachtige jongeman die in 1359 met succes Delft had belegerd, twee jaar later aan de `Scippelinger’ heeft gebracht om te worden ingehuldigd door de Kennemers. Details over de plechtigheid zijn niet bekend; de gebeurtenis wordt maar terloops gemeld. Intrigerender is de tweede aanwijzing voor grafelijk bezoek, die gedetailleerder is maar wel heel indirect.

Op 29 maart 1418, zo staat het op een rekening van het grafelijk hof in Den Haag, is een boodschapper, een zekere Neenken, naar een paar hoge edelen in Kennemerland gestuurd met het verzoek om de bevolking op te roepen `te wesen tot Scepelenberge, om mijn heere van Brabant aldaar te hulden.’ Neenken had daarvoor een aardig honorarium getoucheerd: drie schilden en drie groten, zo’n twee maandsalarissen van een ongeschoold arbeider. Dit is natuurlijk heel belangwekkend, maar prikkelender is de vraag; wie was deze heer van Brabant, en waarom moest hij zo dringend in Heemskerk worden gehuldigd?

Jan van Brabant was drie weken eerder getrouwd met Jacoba van Beieren, de kleindochter van Albrecht. Zij was zeventien, hij vijftien jaar oud. Het huwelijk was een noodsprong van Jacoba om een sterke partij aan haar zijde te hebben; er werd op haar positie geaasd door haar eigen oom, iets wat in de Hollandse geschiedenis vaker was voorgekomen. Vandaar de haast om de kersverse graaf-gemaal door zoveel mogelijk inwoners van het graafschap erkend te krijgen. Of de huldiging is doorgegaan of niet (daarover zijn geen gegevens bekend), het mocht allemaal niet baten. Jacoba’s oom Jan schoof het jonge paar terzijde en regeerde nog zeven jaar, voordat hij stierf aan vergiftiging.

Als we een sprong maken in de tijd naar 1863, zien we hoe de eigenaar van het legendarische terrein, de heer Gevers van Endegeest, een monument voor de graven wil oprichten, maar er eerst archeologisch onderzoek laat doen – een novum voor die tijd. De opgraving wordt uitgevoerd ('met de nodige omzigtigheid’) door de enige archeoloog van Nederland, directeur L.J.F. Jansen van het Leidse Rijksmuseum van Oudheden. Die vindt in de heuvel `houtskolen’ en 'onderscheidene voorwerpen en gereedschappen uit den vroegsten voortijd vermengd, als: brokstukken van zwaar geoxydeerd ijzer, scherven van zeer oud aardewerk en verbrande beenderen.' De lijst van vondsten, die geen van alle behouden zijn gebleven, gaat nog even door. Ze lijken erop te wijzen dat het Huldtoneel van oorsprong een grafheuvel is, mogelijk uit de Romeinse, mogelijk uit de Merovingische tijd. Voor geen van beide interpretaties is een parallel in Noord-Holland bekend. Hergebruik van zo’n oud begrafenisterrein voor speciale doeleinden is overigens geen onbekend fenomeen.

Het Huldtoneel blijft al met al een raadselachtige plek – en dat is misschien wel zijn voornaamste charme.

9. Voorhout, Teijlingerlaan 15a: de ruïne van Teylingen

Foto: Erfgoedhuis Zuid-Holland CC BY SA 3.0

De graaf van Holland was ver verheven boven de meeste van zijn onderdanen. Hij hoefde niet dag in, dag uit op het land te werken, woonde ruim, kreeg goed te eten en werd omringd door bedienden. Zijn bestaan was echter niet zonder risico’s. Een lijstje van 25 graven en gravinnen van het Hollandse, Henegouwse en Beierse huis levert 13 normale sterfbedden op. Vier andere sterfgevallen zijn niet echt onnatuurlijk maar wel uitzonderlijk: één graaf sterft in het Midden-Oosten tijdens een epidemie, één sterft als krankzinnige in een isoleercel, één overlijdt aan de gevolgen van een mislukte operatie aan een steenpuist en één wordt vertrapt door paarden tijdens een toernooi. Dan worden er nog drie vermoord, en vijf sneuvelen in een gevecht. De meeste graven worden nog geen 50 jaar oud; Albrecht van Beieren is de enige die ouder wordt dan 60.

De enkele vrouw die de graventroon bestijgt, wordt geen haar gekrenkt, maar makkelijk heeft ze het niet. Vrouwen mógen het graafschap besturen, maar er liggen altijd mannen op de loer om die positie van ze over te nemen. Tenzij ze tijdig de steun krijgen van een machtig man, liefst als echtgenoot, hebben ze weinig kans.

Jacoba van Beieren, de laatste die een onafhankelijk graafschap Holland bestuurt, is wat dat aangaat een tragisch geval. Van jongs af aan proberen troonpretendenten haar links en rechts te passeren, om te beginnen haar eigen oom Jan. Hoe ze ook haar best doet om steun te zoeken bij hoge edelen en bij goedgezinde delen van haar volk, het blijft vergeefse moeite. Na veel strijd en wederwaardigheden deelt ze in 1428 noodgedwongen de macht met haar ambitieuze neef Filips `de Goede’ van Bourgondië. Vijf jaar later draagt ze die macht helemaal aan hem over, en sterft drie jaar later aan TBC, 35 jaar oud.

Die laatste drie jaar heeft ze tenminste wel iets genoten wat aan maar weinig vrouwen van hoge geboorte was gegund: een gelukkige relatie. De edelman Frank van Borselen werd haar partner en echtgenoot, en alles wijst erop dat die verbintenis dan toch eindelijk op wederzijdse genegenheid berustte. Die laatste gelukkige jaren bracht ze grotendeels door op kasteel Teylingen, een toen al heel oude burcht die sinds Floris V eigendom was van de graven van Holland.

Jacoba’s naam is voorgoed aan Teylingen gekoppeld door de steengoed kannetjes die rond 1700 in de slotgracht werden gevonden. Toenmalige oudheidkundigen zagen er een aanwijzing in dat de ongelukkige gravin zich in het kasteel regelmatig had bedronken en de drinkbekers uit het venster in de gracht had geworpen. Het is weer zo’n graven-van-Hollandlegende die eigenlijk te mooi is om te ontkrachten. Feit is dat een achttien meter hoog stuk van de imposante, vroeg-dertiende-eeuwse woontoren behouden is gebleven en nog steeds te bekijken en te bezoeken is.

10. Haarlem, Grote Markt 2: Gravenzaal van het Stadhuis

Foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed CC BY SA 4.0

Hoe vooraanstaand de graven van Holland ook waren in hun tijd, zeker regionaal maar vaak ook internationaal, we weten maar heel weinig van hun uiterlijk. Contemporaine afbeeldingen van de eerste graven zijn er eigenlijk niet – een enkel gestileerd kopje op een munt, een onherkenbaar stukje beeldhouwwerk, een primitief aandoende tekening in een handschrift. Dat komt enerzijds door de bescheiden beeldcultuur in onze gewesten, anderzijds door het feit dat de middeleeuwer heel anders over levensechte portretten dacht dan wij. Pas vanaf de vijftiende-eeuwse graven uit het Bourgondische huis krijgen we een (veel) beter beeld van hoe deze mensen er tijdens hun leven uitzagen.

Het was aan het einde van die vijftiende eeuw, en met financiële ondersteuning van een Bourgondische graaf, dat een of meer plaatselijke kunstenaars werden ingehuurd door het Haarlemse Karmelietenklooster om een serie schilderijen te maken van alle graven van Holland. De houten panelen zijn vervaardigd rond 1490 en moesten bestaande, verweerde muurschilderingen met gravenportretten in een van de kloostergangen vervangen. Noch het klooster, noch de fresco’s hebben de sloopwoede van de Reformatie overleefd. De panelen waren gelukkig tijdens het beleg van de stad in 1573 uit voorzorg weggehaald. In 1578 werden ze opgeknapt en opgehangen in het stadhuis aan de Grote Markt, waar ze nog steeds te zien zijn.

De serie wordt voorafgegaan door een heraut met een lange banderol, waarvan de tekst begint met de woorden: 'Die afkomste van Hollant sal ik vertoonen/bewysen waer die eerste hier was gheboeren.’ Die eerste graaf is volgens de serie de vroeg-tiende-eeuwse Dirk I; tegenwoordig houdt men diens vader Gerulf voor de grondlegger van het Hollandse huis. Laatste in de reeks is hertog Maximiliaan van Oostenrijk, Rooms-Koning en later keizer van het Duitse Rijk. Hij schonk het klooster in 1493 de som van achttien pond als tegemoetkoming in de kosten – niet zo’n `vorstelijk’ bedrag als we zouden verwachten, want de 720 groten die het vertegenwoordigde, stonden voor zo’n vijftien weken werk voor een geschoold arbeider. Het schilderen van de negentien panelen met daarop 32 levensgrote kop-voetschilderijen zal aanzienlijk méér tijd hebben gevergd. De bijdrage van Maximiliaan zal toch wel erg welkom zijn geweest en gezien zijn als erkentelijkheid voor de loyaliteit die het klooster aan de landsheer toonde. Waarschijnlijk is hij betrokken geweest bij het initiatief van de Karmelieten om de reeks te maken. De weergave van zijn gezicht lijkt op andere, zij het beter geschilderde contemporaine portretten.

Maximiliaan is de laatste graaf in de serie, maar niet de laatste figuur die wordt afgebeeld. Dat is de Dood in de vorm van een bijna geheel vergaan, lachend lijk. De reeks is namelijk ook een verwijzing naar de tijdelijkheid van het menselijk bestaan en de vergankelijkheid en van de mens, een veel voorkomend thema in die altijd bange eeuwen. Hij heeft iets te zeggen tegen Maximiliaans voorgangers: 'daer en isser ghebleven thants uwer geene, maer syt an mynen dans getreden’. De graaf zelf, de enige levende op de panelen, zal deze wijze woorden zeker ter harte hebben genomen.

Over de auteur

Evert van Ginkel schrijft publieksboeken over geschiedenis en archeologie, maakt exposities en films en zet zich al jaren in om archeologie onder de aandacht te brengen bij het brede publiek.

4 reacties

Wouter 15 februari 2022

leuk overzicht, dank!

Liesbeth van Vlaardingen 04 mei 2022

Ja, erg goed, maar iets respectvoller naar "onze" Dirk III mag wel ..

Herbert van Hasselt 28 mei 2022

Heb je ook al eens nagedachte over de heilige Catharina van Alexandrië (289-307), die in Amsterdam de patrones was van de Nieuwe Kerk aan de Dam (en die zich daar nog overal 'manifesteert', zichtbaar en onzichtbaar - op de Oudezijde en op de Nieuwezijde, tussen 1350 en 1940 en..) Groet, Herbert van Hasselt / herbertvanhasselt@hotmail.com

Bert Tuk 01 oktober 2022

Op Goeree-Overflakkee ligt kasteel(berg) Spreeuwenstein, nu Zuid-Holland, maar ooit strategisch tussen Holland en Zeeland gelegen. Was onder andere eigendom van een bastaardzoon van één van de Heren van Voorne. De kasteelberg is opengesteld. Zie ook www.kasteelbergspreeuwenstein.nl

Plaats een reactie

Verzenden

Ontdek meer over het Ontstaan van Holland

Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?

Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.

Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?

Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.

Ontvang de laatste verhalen in je mailbox

Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.