Naar overzicht

Johannes Hingman, de onmisbare archivaris

Ron Guleij
— 2 reacties

Liefhebbers van historische kaarten kennen zijn naam van de prachtige kaartencollectie in het Nationaal Archief. Over Johannes Henricus Hingman (1834-1897) is echter veel meer te vertellen. Hij vervulde een spilfunctie in het 19e-eeuwse Rijksarchief, waar hij begon als klerk en zich al snel onmisbaar maakte.

Johannes Henricus Hingman was een 19e-eeuwse ‘middelbaar archiefambtenaar’ die zich bij het Algemeen Rijksarchief in 42 jaar ontwikkelde van klerk tot commies-chartermeester. Victor de Stuers, hoofd van de afdeling Kunsten en Wetenschappen van het ministerie van Binnenlandse zaken, omschreef Hingman als de ‘cheville-ouvrière’ van het Rijksarchief, de duvelstoejager die allerlei baantjes waarneemt. Hingman speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de archiefdienst in de tweede helft van de 19e eeuw.

Johan Henricus Hingman, geboren op 8 juli 1834 en overleden op 16 november 1897 in Den Haag, treedt op 1 april 1855 als ambtenaar bij het Rijksarchief in functie. Hij begint zijn loopbaan onder leiding van de ambitieuze dr. R.C. Bakhuizen van den Brink, rijksarchivaris van 1854-1865. Bakhuizen, wel de ‘herschepper’ van het archief genoemd , werd in 1851 voorlopig aan het Algemeen Rijksarchief verbonden. De beoogd rijksarchivaris had op dat moment al grote plannen. Zo schrijft hij op 21 februari 1851 aan John Bake, hoogleraar klassieke talen te Leiden: ‘Geraak ik eenmaal aan het Archief, dan moet ik vrijheid hebben daar revolutie te maken.’

Hingman, vanaf het begin Bakhuizens protegé, stond op goede voet met zijn mentor wat valt op te maken uit het feit dat Hingman niet lang na zijn aanstelling (tot aan zijn dood) een woning aan het Groenewegje betrok. Het zal niet toevallig geweest zijn, aangezien Bakhuizen van 1852 tot 1856 op Groenewegje nummer 122 woonde. Uit de schaarse publicaties en bronnen over Hingman ontstaat het beeld van een zeer gewaardeerde, joviale man die het niet moest hebben van zijn wetenschappelijke publicaties, maar van zijn hulpvaardigheid en grote kennis van de archieven. De inventaris van de verzameling ‘Binnenlandse kaarten’ en een werkje over de oude loop van de Maas zijn de enige tastbare (in druk verschenen) verwijzingen naar deze archivaris. Naar het schijnt lag er bij zijn dood wel een onderzoek (als basis voor een uitgave) gereed over de oude geografische gesteldheid van de Zuid-Hollandse eilanden, waaraan jaren van Hingmans’ werk in oude rekeningen, procestukken en kaarten ten grondslag lag.

Portret van Johannes Hingman uit ca. 1895, Het Utrechts Archief / Collectie Huis Amerongen

Wetenschappelijk instituut

Onder leiding van Bakhuizen werd het Rijksarchief omgevormd tot een wetenschappelijk instituut, gericht op het uitgeven van op archiefstudie berustende werken. Hingman paste helemaal in wat Bakhuizen met het archief voor ogen had: om de archiefstukken te kunnen gebruiken moest men ze wel inventariseren en kunnen transcriberen. Hingman was een geboren paleograaf en had het talent om alle stukken te kunnen lezen. Geen enkel handschrift, ook niet dat van Oldenbarnevelt of De Groot, had voor hem geheimen.

Behalve als rijksambtenaar was Hingman ook lange tijd werkzaam voor Provinciale Staten. In die hoedanigheid inventariseerde hij 82 gemeente- en 108 polderarchieven. Hij reisde de gemeenten en waterschappen af om de archieven ter plekke te beschrijven. Hingman was een man van de praktijk en niet van de wetenschappelijke theorie. Hij veroordeelde de vroege wijze van ordening, waarbij de archiefstukken zonder herkomstbeschrijving uit hun context waren gehaald (het nu zo verfoeide principe waarbij charters bij charters en kaarten bij kaarten werden gevoegd). In tegenstelling tot wat gedacht wordt, werkte hij juist hard aan het herstel van de oude orde.

De regels voor de ordening lagen in die tijd natuurlijk nog niet zo vast, er was nog geen ‘Handleiding’. Dat gaf Hingman de gelegenheid om op zijn eigen manier te werk te gaan. Soms kennelijk iets te voortvarend, wat blijkt uit correspondentie van een ‘genealogist’ te ‘s-Gravenhage met burgemeesters van enkele Zuid-Hollandse steden en de minister van Binnenlandse Zaken. Een klachtbrief beschrijft ‘de noodlottige manier waarop door den Heer J.H. Hingman, Commies-Chartermeester aan het Rijksarchief alhier, de gemeentearchieven behandeld worden en door genoemden heer wordt last gegeven een groot aantal stukken die ontegenzeggelijk waarde hebben, te vernietigen’.

Een van Hingmans laatste klussen was de inventarisatie van het archief van het huis Amerongen. Van 1889-1896 beschreef hij de stukken op het huis Amerongen en werkte zijn aantekeningen uit in Den Haag. Soms werd het archief hem ook in kisten toegezonden en regelmatig werd daar een haas aan toegevoegd, zoals blijkt uit een briefwisseling met de kasteelheer Godard, graaf van Aldenburg Bentinck. Zijn werk, waar hij het eindresultaat niet van heeft kunnen meemaken, resulteerde in een gedrukte inventaris van drie delen.

De werkende leden van Pulchri Studio, anno 1867. Foto Maurits Verveer, Haags Gemeentearchief

Pulchri

Naast archivaris was Hingman een kunstliefhebber en zelf ook zeer kunstzinnig aangelegd. Zijn liefhebberij was kalligrafie. Hij bezat daarvoor een artistiek oog en kende vele stijlen van schrift en de daarbij behorende ornamentatie. Het gemeentearchief Den Haag bewaart een fraai gekalligrafeerde oorkonde van zijn hand. Muller, die ook nog enige jaren met Hingman heeft samengewerkt, stelt dat wanneer Hingman geen archivaris geworden zou zijn, hij waarschijnlijk als kunstenaar naam zou hebben gemaakt.

Zeker is dat hij met de Haagse kunstwereld zeer bekend was en er ook in werd opgenomen. In 1867 laat hij zich fotograferen te midden van alle werkende leden van de Pulchri-studio. De foto wordt gemaakt door de bekende Haagse schilder, portret- en hoffotograaf Mozes Leonardus ‘Mauritz’ Verveer, met wie Hingman goed bevriend was. Verveer was zelfs samen met de kunstschilder (en medelid van Pulchri) Johan Michaël Schmidt Crans in 1870 getuige bij zijn huwelijk met Johanna Carolina Gros. Met haar had Hingman al een zes jaar oude zoon, Johan Alexander, geboren op 5 oktober 1864 in Den Haag. De broer van Mauritz, Elchanon Verveer (eveneens lid van Pulchri) maakt van Hingman rond 1890 een karikatuurportret. 

Hingman zal een van de weinige niet-werkende (actief schilderende) leden van de Pulchri-studio zijn geweest. Niet zo vreemd, gezien zijn drukke werkzaamheden als archivaris, maar des te meer blijkt hieruit erkenning van begaafde schilders, zoals H.J. Weissenbruch en vele andere Pulchri-namen die aan de basis van de Haagse School hebben gestaan. Overigens erft zijn zoon Johan Alexander de kunstzinnige aanleg van zijn vader. Johan was kunstschilder en leraar tekenen aan de HBS en het gymnasium te Schiedam.

Karikatuur van Johannes Hingman, Collectie Rijksmuseum

Waardering voor zijn werk

Door zijn grote kennis van de archieven en zijn contacten met onderzoekers was Hingman bekend in heel Europa. Hij was lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in Leiden en van het Historisch Genootschap in Utrecht. Hoezeer zijn hulpvaardigheid en kennis op prijs werden gesteld, bleek op 1 april 1895 toen hij zijn 40-jarig ambtsjubileum vierde. Daar werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Professor Fruin bood de jubilaris namens 86 ambtgenoten, vrienden en vereerders een ‘huldeblijk’ aan. Een fraai manuscript dat zich (of mogelijk een kopie) bevindt in de bibliotheek van het Nationaal Archief.

Bij de verhuizing in 1897 naar het nieuwe archiefgebouw aan het Bleijenburg werd in de muur een gedenksteen gemetseld met dichtregels van Victor de Steurs:

De negentiende eeuw was bijna reeds verstreken,
Een drietal jaren slechts bleef daaraan nog ontbreken.
Toen Wijnmaands vijfde dag dit treffelijk gevaart
Tot deze hoogte her verrijzen zag uit d’aard.
D’annalen hier vereend, zij zullen steeds verkonden
De glorie en de trots van Neêrlands grijs verleên.
De oudste ambtenaar aan ‘sRijks Archief verbonden
Heeft ter gedachtenis alhier geplaatst dees steen.

Johannes Henricus Hingman Commies Chartermeester

De gedenksteen werd op 5 november 1897 door Hingman in de muur van het depotgebouw van het Algemeen Rijksarchief geplaatst. Daarmee heeft hij het nieuwe gebouw en de deels aan hem opgedragen steen nog net kunnen meemaken.

Overlijden

Op 16 november 1897, twee weken na het plaatsen van de gedenksteen, overlijdt Hingman onverwacht in zijn huis aan het Groenewegje 17 in Den Haag. De doodsoorzaak is niet bekend, maar er zijn wel aanwijzingen in een bepaalde richting. Victor de Stuers, die in 1882 tijdens de ziekte van rijksarchivaris Van de Bergh diens positie waarnam, rapporteert letterlijk: ‘De heer Hingman…, een zeer intelligent man, die ongelukkig dermate aan den drank is verslaafd, dat hij in 1881 bijna aan delirium tremens is bezweken. Vandaar dat hem bij afwezigheid van mr. vd. Bergh het interim niet wordt toevertrouwd.’

De overlijdensadvertentie van Hingman ademt weinig warmte: ‘Heden 16 November overleed tot onze diepe droefheid, na eene kortstondige ongesteldheid, onze geliefde echtgenoot, vader, behuwdvader, broeder, behuwdbroeder en oom, de heer Johannes Henricus Hingman in de ouderdom van 63 jaar. Uit aller naam J.A. Hingman. Den Haag. Volstrekt eenige en algemeene kennisgeving. Bezoeken kunnen niet worden afgewacht. De begrafenis zal plaatsvinden op Oud Eik-en-Duinen, vrijdag 19 november v.m. elf uur.’

De weduwe Hingman overlijdt in 1921 en heeft na de dood van haar man nogal wat gezworven, zoals blijkt uit het Haags bevolkingsregister. Van 17 april 1920 tot 23 februari 1921 verblijft zij zelfs in het Gemeentelijk Bestedelingenhuis in het Westeinde. Een droevig lot van een weduwe van een commies-chartermeester die vroeger dienstbodes had. Hingmans zoon Johan Alexander overlijdt op 23 mei 1954, op 89-jarige leeftijd net als zijn vader ‘na een korte ongesteldheid’.

De vrouw van Johan Alexander, Magdalena Hingman-Dobberke behoorde tot de eerste leden van de ‘Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht’, waarvan ze in 1909 de afdeling Schiedam oprichtte. In een gedenkboek bij het 25-jarig bestaan van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, uitgegeven in 1919, staat een merkwaardig stukje van de hand van (en over) M. Hingman-Dobberke, getiteld ‘Een Hollandsche Suffragette’.

Op 19 september 1916, tijdens de opening van de Staten-Generaal, vindt op het toernooiveld ín Den Haag een ‘betoging’ plaats. Een aantal verenigingsleden, onder wie Magdalena Hingman, probeert door te zwaaien met geel-witte vlaggetjes de aandacht van de naderende vorstin te trekken en zo de kwestie van het vrouwenkiesrecht over het voetlicht te krijgen. Magdalena krijgt daar rake klappen van een zenuwachtige Haagse politieambtenaar in burger die op dat moment denkt een Hollandse vecht-suffragette bij de kraag te hebben. Engelse schrikbeelden van straatgevechten en uitslaande branden staan de Haagse politiemannen kennelijk op het netvlies, zo meldt Magdalena in het gedenkboek: ‘Blijkbaar hadden deze politiemannen zich in een heldhaftige stemming gepraat en waren ze vastberaden om met meer kracht dan de Londensche Bobby’s op te treden tegen zulk een schrikkelijk vrouwengevaar!’

Nawoord

Hingmans waardering blijkt nog maar eens uit een bericht in het Archievenblad: ‘Hingman is ons ontvallen. Hingman, eenig in zijn soort, scheen het zich tot taak gesteld te hebben in zijn leven het bewijs te leveren, dat de impulsie van een genie in vele opzichten het gemis eener geletterde opvoeding kan vergoeden. Hij was de nestor van het Nederlandsche archiefwezen, die onder Bakhuizen van den Brink de herleving daarvan had bijgewoond en die uit zijne herinnering de mémoires van het Rijksarchief zou hebben kunnen schrijven. Hij had deze beroemde verzameling zien worden en kende haar zoals niemand; hij wist de weg in elk deel van dit rijke depot; tot hem nam ieder onderzoeker zijne toevlucht. En nooit tevergeefs, want wat een langjarige ondervinding en een stalen vlijt in dat hoofd had vergaderd, wilde dat gulle hart steeds gaarne mededelen. Men heeft Hingman wel eens onmisbaar genoemd; zeker is het, dat weinigen in hun kring zóózeer gemist worden als hij.’

Dit artikel is eerder gepubliceerd in het Archievenblad

Over de auteur

Ron T.M. Guleij is collectiespecialist kaarten bij het Nationaal Archief.

2 reacties

G. Bal 13 februari 2022

Dank aan Johannes Hingman!

Louisa 24 mei 2022

Wat een prachtig artikel en huldeblijk aan Hingman!

Plaats een reactie

Verzenden

Ontdek meer

Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?

Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.

Ontvang de laatste verhalen in je mailbox

Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.