Sliedrechters die als baggeraar werkten waren vroeger jarenlang van huis. Zodoende zijn er meerdere generaties in Sliedrecht die de ervaring delen dat hun vaders, grootvaders en overgrootvaders gedurende lange tijd afwezig waren. Een verhaal van Het Sliedrechts Museum.
Seizoenswerk
Zo’n honderd jaar geleden was het baggerwerk in Nederland nog seizoenwerk. Het baggeren begon in het vroege voorjaar en duurde tot laat in het najaar, als de grote stormen kwamen, gevolgd door vaak strenge winters. Gedurende de wintermaanden werd het werk stilgelegd. Om nog enigszins in hun onderhoud te kunnen voorzien, werkten veel baggeraars in de wintermaanden in de griend en aanverwante bedrijfstakken. Ze hakten het griendhout of werkten in de hoepelschuur. Als het voorjaar aanbrak, vertrokken ze weer naar het baggerwerk.
Persoonlijke spullen
Elke baggeraar had een kist, waarin zijn persoonlijke bezittingen opgeborgen werden, ruim een meter lang, aan de onderzijde 0,50 m breed, smaller toelopend naar de bovenkant. De hoogte was 45 – 50 cm. Aan beide zijden zaten handvatten van rondhout. Zo’n kist werd de “dijker” of “griendkist” genoemd. In deze kist zaten de persoonlijke spullen van de baggeraar, zoals (onder)kleding en geld.
Winter
In de winter werd in de griend aanmerkelijk minder verdiend dan op het baggerwerk. Wel namen de griendwerkers spaanders mee om de kachel thuis te stoken of deze door te verkopen aan de plaatselijke bakker. Ze vingen soms paling en andere vissoorten en namen die mee als welkome aanvulling op een karig winterrantsoen. In het voorjaar liepen de hoepelschuren leeg. De griendwerkers en hoepmakers keerden dan weer terug naar het baggerwerk.
Hoger salaris en meer zekerheid
Voor ziekte en ongeval bestond geen voorziening. Geen pensioenen! Geen werk, geen eten! Dit werd als vanzelfsprekend aanvaard. De man moest zorgen dat er elke dag brood op de plank kwam. Een baggeraar verdiende tien gulden voor een werkweek van 62 uur. Een schipper, zuigbaas of molenbaas verdiende twaalf gulden vijftig per week. Veel Sliedrechters vertrokken daarom naar het buitenland, waar meer verdiend kon worden. Ook bood dit meer zekerheid voor een langere tijd. Voor het verre buitenland werden contracten aangeboden van drie jaar, exclusief de heen- en terugreis. Baggeraars konden in het buitenland soms vijfenveertig gulden per week verdienen!
Lange reis
Een baggeraar had destijds ongeveer zeven weken nodig om bijvoorbeeld in China te komen. De reis begon vaak met de Fop Smit, een veerdienst, die o.a. van Sliedrecht naar Rotterdam voer. In Rotterdam werd ingescheept naar het land van bestemming, waarbij onderweg vele havens werden aangedaan. Er waren buitenlandse maatschappijen die contracten aanboden voor zeven jaar, waarbij het hele gezin mee naar het buitenland vertrok. Voor het werk binnen Europa werden meestal jaarcontracten aangeboden.
Ansichtkaarten en souvenirs
De baggeraars schreven brieven aan hun vrouwen en er werden ansichtkaarten met foto’s van overzee verstuurd aan familieleden. Ook brachten zij souvenirs mee uit exotische oorden, voorwerpen die thans hun bestemming gevonden hebben in de interieurs van vele Sliedrechtse families. Het kon gebeuren, dat een baggeraar bijvoorbeeld niet bij het huwelijk van zijn zoon of dochter aanwezig kon zijn, of dat er een kind geboren werd, dat al twee jaar was als pa met verlof kwam. Het kwam wel voor dat kinderen hun vader niet herkenden als hij weer thuiskwam! Of dat er een kind geboren en overleden was voordat de vader thuis kwam en dat de vrouw dit zelf maar moest regelen en verwerken.
21e eeuw
Er wordt nog steeds net als vroeger door veel Sliedrechters over de hele wereld gebaggerd. Baggermaatschappijen, scheepswerven en toeleveringsbedrijven zijn hier of in de nabije omgeving gevestigd. Het lange van huis zijn blijft nu beperkt tot vier of zes weken, maar Sliedrecht is nog steeds de bakermat van het wereldwijde baggerwerk.
0 reacties